Doorgaan naar hoofdcontent

wetenschap

Wetenschap.

Praten over de wetenschap is zinloos. Er zijn vele wetenschappen die onherleidbaar zijn tot elkaar.
Naast de natuurwetenschappen (fysica, chemie en biologie) zijn er de menswetenschappen (psychologie, rechten, economie, ethiek, taalwetenschap) en natuurlijk de wiskunde. Wiskunde als een heel bijzondere methode om allerhande wetenswaardigs te ordenen. Dit gebeurt in de wiskunde op een bijzondere manier. Vooral met getallen, vormen en symbolen. Nogal abstract dus. 
Een heel eigen plaats neemt de theologie in. Niet dat ze koningin van alle wetenschappen is (zoals in vroeger eeuwen vaak werd beweerd) maar omdat ze als kenbron de Bijbel heeft en weet dat de Bijbel Gods eigen openbaringswoord is. Gegeven aan mensen door de heilige Geest die ook God is. Openbaring omdat het door geen mens kan zijn bedacht. Verborgen voor menselijke waarneming of ervaring en wetenschappelijk onderzoek. Alle andere wetenschappen zijn daarom geen bronnen voor de theologie. 
Wel is de geschapen werkelijkheid bron voor de kennis van Gods grootheid en macht. Maar de natuur zoals ze nu is biedt geen kennis meer van de oorspronkelijke wijsheid en schoonheid van de schepping na de eerste week. Ze is onderworpen aan Gods toorn en daardoor in al haar onderdelen aangetast en vol gebreken in al haar functioneren. En met vele natuurrampen in haar voortbestaan.
Het dierenleven onderling laat vele gruwelen zien.
De overige wetenschappen kunnen daarom alleen onder voorbehoud dienst doen als hulpmiddelen bij het theologisch bedrijf. 

De Calvinistische wijsbegeerte, ook wel genoemde de Wijsbegeerte der wetsidee, heeft een methode geschetst om de verschillende wetenschappen te ordenen.
Het begrip wetsidee bedoelde te zeggen dat er een absolute grens is tussen God als schepper en de kosmos (de geschapen werkelijkheid): de wet. Die grens tussen de Schepper en het geschapene blijkt binnen alle wetskringen op verschillende manier. Binnen de natuurwetenschappen als wetten die de natuur beheersen (sturen). B.v. de zwaartekrachtswet, de verschillende bewegings- en snelheidswetten, de elektriciteitswetten, de wetten rond het verschijnsel magnetisme.
Binnen de menswetenschappen ligt dit ingewikkelder. De "wetten" die daar gelden zijn structurele wetmatigheden die door de mens deels worden waargenomen (geregistreerd) en deels door de mens zelf als normen worden gehanteerd. De objectiviteit die gevonden wordt via waarnemingen en proefnemingen is hier minder of niet verkrijgbaar.

Het lijkt mij onjuist om de wet als grens tussen Schepper en schepsel te stellen. God kwam bij Adam op bezoek en sprak met hem als een vriend met een vriend. Dit wordt later ook over Mozes gezegd. God gaf in het paradijs slechts 1 leefregel en na de zondeval 1 belofte met strafbepalingen. Bij straf moeten we denken aan b.v. "een straffe tegenwind". Het leven op aarde wordt moeilijk. Tot aan de wetgeving op de Sinaï geeft God geen enkele wet. God roept en belooft. God vraagt gewoon gehoorzaamheid. De Sinaï-wetgeving is een extra hulpmiddel om bij God terug te komen. God kan niet wonen temidden van de modderpoel die wij van het leven maken. De Israëlieten deden dat ook in Egypte en weer opnieuw tijdens de woestijnreis. Daarom stierven er duizenden onderweg.
Als de heilige Geest het geloof komt werken in de Here Jezus maakt Hij woning in ons hart en schrijft daarin Gods leefregels (wetten). De wet wordt dan niet meer opgelegd (wij zijn niet meer onder de wet schrijft Paulus in de brief aan de Galaten). We leren leven naar Gods wil uit innerlijke overtuiging, vanuit liefde tot God en de medemens (de naaste).

De ordening verkregen door de Calvinistische wijsbegeerte ziet er in grote lijnen als volgt uit:

1. De wiskunde; een stelsel van axioma's die niet bewezen behoeven te worden. Hierop voortbouwend worden systemen van getallen en vormen geconstrueerd die m.b.v. formules kunnen worden omschreven. Wiskunde is de meest basale wetenschap. Ze kan niet teruggrijpen op een andere wetenschap. Ze is wel als hulpmiddel goed bruikbaar voor elke andere wetenschap om analyses los te laten op waarnemingen (in  de psychologie en economie om statistische bewerkingen uit te voeren; in de geschiedeniswetenschap om diverse berekening rond menselijk handelen uit te voeren; in de ethiek om modellen op te stellen als consequenties van normatief handelen. Zelfs binnen de theologie kunnen formules worden bedacht om de invloed van diverse geloofsopvattingen te "berekenen". Het aspect 'wiskunde' wordt door de WdW gescheiden in 2 aspecten: het arithmethische en het ruimtelijke aspect (de vormen).

2. De fysica. Vaak aangeduid als natuurkunde. Dit is minder juist omdat de wereld van levende wezens ook tot de natuur behoort. Ze wordt vaak beschouwd als exacte wetenschap omdat ze exacte (meetbare) waarnemingen doet m.b.v. nauwkeurig werkende apparatuur. Waarnemingen die altijd herhaalbaar moeten zijn onder gelijke omstandigheden. Vanwege steeds verfijnder proefopstellingen en bijna grenzeloos veel waarnemingen is de wiskunde bijna een onmisbare hulpwetenschap geworden. Denk maar aan de relativiteitstheorie van Einstein. Maar ook bij het moleculair onderzoek en het onderzoek van de ruimte. In de fysica draait alles om processen die mogelijk worden gemaakt door krachten en energie.
Elementaire deeltjes zijn vaak geladen. Licht- en geluidgolven kunnen processen in gang zetten evenals de zwaartekracht.
Ook dit aspect wordt door de WdW gesplitst in een kinematisch aspect en een fysisch aspect (energie).

3. Biologie. Ze onderzoekt alles wat met levende wezens te maken heeft en processen die daarin plaats vinden. Ze maakt daarbij gebruik van alle wetmatigheden en krachtvelden die in de fysica ontdekt zijn. Denk maar aan de werking van zintuigen, zenuwstelsel, spierstelsel enz. De organische chemie is noodzakelijke kenbron voor het begrijpen van voeding, vertering, voortplanting enz.
Tussen de fysica als onderzoek van de levenloze natuur en de biologie gaapt een onoverbrugbare kloof. Ontstaan van een levende cel uit levenloze materie in het verleden was een absolute onmogelijkheid. Het lijkt onmogelijk dat de mens met al z'n technisch  vernuft en apparatuur ooit in staat zal zijn om levende cellen en weefsels uit anorganische stoffen te kunnen maken.
Virussen zijn schijnbaar een overgangsstadium tussen levend en levenloos. Dit berust echter op een vergissing of op bijziendheid. Een virus of een bacteriofaag is een kort stuk DNA met een eiwitmantel. Eiwitten kunnen niet uit zichzelf ontstaan en DNA al helemaal niet. De buitenrand van een virus heeft heel bijzondere elementen om een levende cel te kunnen binnendringen. Een maal binnengedrongen in een cel kan het virus het gastheer DNA in kleine stukjes knippen (hoe??) en nieuwe eiwitmantels vormen rond die stukjes DNA. Zo kunnen in korte tijd duizenden nieuwe virussen ontstaan.
Het is wellicht wel denkbaar dat virussen op de een of andere wonderlijke manier uit levende cellen zijn ontstaan door processen van degeneratie. Misschien vanwege gevaarlijke straling of giftige stoffen in het milieu. Dan blijft het nog hoogst merkwaardig hoe ongeveer een miljoen soorten virussen, gespecialiseerd om heel verschillende weefsels binnen te dringen en te verwoesten, zijn ontstaan.
Apart van het biologische aspect kun je het sensitieve aspect benoemen. Niet alleen mensen vertonen gevoelsuitingen (vrolijk zijn, droevig zijn, bang zijn) maar dieren ook. Zeker bij alle gewervelde dieren is dat merkbaar. We nemen aan: dat geldt voor alle dieren met een duidelijk aanwezig zenuwstelsel. Vanaf sponzen en holtedieren. Bij 1-celligen ligt dat wel heel moeilijk. Veelal reageren deze wezentjes op prikkels zoals b.v. licht, zuurgraad, zwaartekracht, voedsel .......

4. De logica. Hiermee maken we de overstap naar typisch menselijk "handelen". Apen en leeuwen hebben hun eigen "logica" in al hun doen en laten, evenals zwaluwen en egels. Maar dat is een volledig onberedeneerd bezig zijn omdat ze de taal als voorwaarde voor beredeneren missen.
Er zijn regels nodig om verstandig te redeneren. Oorzaken en gevolgen van processen en menselijke handelingen moeten we goed leren onderscheiden. Hoe trekken we de juiste conclusies uit bepaalde premissen (vooronderstellingen)? Hoe gebruiken we juiste voorbeelden in een betoog om iets aannemelijk te maken? Elke vakman/vakvrouw kent logische handelingen en redeneringen om zijn/haar vak goed te beoefenen. De boer moet weten waarom en hoe hij azijn werk doet in verschillende jaargetijden. De bakker hoe hij diverse broden en taarten klaar maakt. Beiden moeten 'logisch' denkwerk verrichten met het oog op handel en opbrengsten. Iets vergelijkbaars geldt voor elk beroep en elke kunstuiting.
De wetenschappelijke, abstracte logica wordt vooral beoefend door wiskundigen. Ze zoekt naar algemeen geldige denksystemen voor zoveel mogelijk wetenschappen en menselijk handelen.

5. De sociologie. Mensen groeien op en ontwikkelen zich altijd binnen min of meer vaste verbanden van gezin, familie, dorp, stad, land en wereld. Binnen een regio of land zijn er werkverbanden, handelsorganisaties, culturele domeinen, onderwijsinstellingen enz.
Binnen deze verbanden functioneren altijd bepaalde normen of codes voor gedrag. Bovendien beïnvloeden de diverse verbanden elkaar onderling. 

6. De geschiedenis. Geschiedenis heeft haar eigen bronnen. Oorspronkelijk bijna uitsluitend geschreven teksten, gebouwen, beeldhouwwerken, muziekstukken en illustraties. Nu sterk uitgebreid met foto's en film. In oude culturen speelden de verhalenvertellers  een grote rol. Geschiedeniswetenschappers proberen vaak een beoordeling te geven van waarde en samenhang tussen de beschreven gebeurtenissen.

5. De economie. Mensen willen handel drijven om hun producten op "de markt" te brengen. Hoe regel je productie, prijs en kwaliteit? Welke producten zijn nu gewenst of moeten verboden worden? Welke transportwegen en -middelen ga je benutten? Wie heeft het recht en/of de bevoegdheden om regelend op te treden?

6. De rechtspraak. Mensen beconcurreren elkaar. Bevechten elkaar. Verdedigen hun belangen. Als mensen heel veel van elkaar gaan houden willen ze trouwen. Wie bepaalt met wie? Mag dat alleen voor één man en één vrouw gelden die een huwelijk willen aangaan? Wat zijn rechten en plichten van ouders, kinderen en geadopteerde kinderen?
Wanneer worden jongeren als volwassen beschouwd? Welke studierichtingen en beroepen worden aangeboden en beschermd? Welke plaats hebben sport en kunst daarin?
Welke rechtsregels moeten er minimaal gelden voor een goed overheidsbestuur? 

Bij 5 en 6 (en ook bij de daarop volgende wetenschappen) speelt de overheid een essentiële rol. Heel vroeger de familiehoofden, later de stamoudsten, vervolgens de hertogen, graven en koningen en tenslotte de parlementen met hun regeringen.

7. De ethiek. Mensen moeten weten waarom ze iets noodzakelijk, goed of fout vinden. De overheid kan ze dat niet bijbrengen omdat die of neutraal is of zich een macht aanmeet die niet rechtvaardig is. Totalitaire overheden of gezagsdragers willen heersen over de zielen (de harten) van onderdanen.
Ouders en godsdienstige leiders mogen hierin een rol spelen. Maar geen dwingende. Omdat elk (opgroeiend) mens tot persoonlijke overtuigingen dient te komen. Al blijven groeps- of geloofsgenoten daarin vaak een grote rol spelen. Ethiek is altijd persoonlijk. Wel na gezonde en deugdzame vorming en opleiding. Ieder mens moet in zijn/haar persoonlijk leven leren onderscheid aan te brengen tussen goed en kwaad.

9. De theologie. Theologie heeft haar eigen kenbron; de bijbel. Ze komt van buitenaf tot de mensen. Daarin is ze vergelijkbaar met de natuurwetenschappen. Haar kenbron is betrouwbaar omdat ze is ingegeven door de heilige Geest; God zelf dus. De bijbel is een gewone menselijk leestekst en behoeft geen eigen uitlegkunde. Wel moet de theologie haar zelfstandigheid en onafhankelijkheid bewaren tgo. elke andere vorm van menselijk inzicht en redeneren. Ook tgo. elke andere wetenschap.
Ze maakt wel gebruik van overduidelijke resultaten van elke wetenschap als hulpmiddel om Bijbelgedeelten helderder uit te leggen. Dit is zowel voor historische, dichterlijke en onderwijzende gedeelten van belang. De centrale bijbelse boodschap van Gods liefde en gerechtigheid in het werk van de Here Jezus Christus moeten vast blijven staan. Geen enkele andere wetenschap mag komen vertellen hoe de bijbel uitgelegd en toegepast behoort te worden.
Gods Openbaring in de bijbel geeft daarentegen wel licht voor de beoefening van elke wetenschap.
Die "verlichting" dient niet door theologen te worden bewerkt (uitzonderingen daargelaten) maar door  wetenschappers zelf.

Belangrijk bij het bovenstaande is te bedenken dat de wetenschappen in een hiërarchische orde staan t.o.v. elkaar. Zonder dat de één de ander overheerst. Een eerder genoemde wetenschap wijst altijd vooruit naar een latere (b.v. wiskunde naar economie en rechtspraak) en later genoemde wetenschappen maken gebruik van eerder genoemde (b.v. fysica van wiskunde, biologie van fysica en wiskunde en ethiek van rechtspraak). De verschillende wetenschappen vormen als het ware boven elkaar gelegen, parallel lopende wegen naar een beter begrijpen van onze "wereld". Voor een goede 'wereldbeschouwing' (filosofie of wijsbegeerte) is een goed gestructureerde ordening van wetenschappen vereist. Een ordening die de hoofdlijnen van zoveel mogelijk wetenschappen met de voorwetenschappelijke kennis verenigt.

Erg belangrijk: de voorwetenschappelijk kennis omringd blijvend alle wetenschappen als een natuurlijk landschap dat ons mensenleven de moeite waard en leefbaar maakt. Tot de leeftijd van 15/18 jaar beweegt elk jong mens zich daar binnen en leert die kennen en daarvan genieten. Voor verreweg de meeste mensen blijft dit zo hun hele leven lang. En dat is prima zo! Al menen vele wetenschappers, inclusief de theologen, ons iets anders aan te praten. We leven niet in een wetenschapswereld, noch in een technische wereld, noch in een cultuurwereld maar wandelen rond in Gods schepping. Ook de wetenschapper als hij/zij es een tijd(je) niet met zijn/haar wetenschap bezig is! De "verstandige wetenschapper" is (on)getrouwd, heeft wel/geen kinderen, goede vrienden/vriendinnen, enkele hobby's en gaat graag op vakantie. Bij dit alles laat hij/zij zijn/haar wetenschap "thuis".

De technische wetenschappen hebben geen zelfstandig bestaan. Ze vormen de toepassingen van diverse wetenschappen die daarbij vaak door elkaar heen marcheren. Dit geldt evengoed voor de medische wetenschappen, tandheelkunde enz. De wetenschappelijke benadering van cultuur- en sportactiviteiten kun je daar ook onder rubriceren. Ze verfijnen (professionaliseren) de uitingen van bepaalde kunsten en sporten. Muziek, zang, dans en toneel zijn in eerste instantie voorwetenschappelijk (evenals b.v. tuinieren, vissen, wandelen) evenals trouwens gezonde vormen van dagelijkse sportbeoefening.

Geschikte boeken om de WdW te leren kennen:

L. Kalsbeek: De Wijsbegeerte der Wetsidee. Proeve van een christelijke filosofie.
1977   uitg. Buijten & Schipperheijn.
(met vele wijdlopige uitwijdingen en af en toe verstrikt in eigen redeneringen doordat hij
ontwikkeling van leven uit levenloos en die van mensen uit de dierenwereld mogelijk acht).
Willem J. Ouweneel: Wijsheid voor Denkers. Een inleiding tot de christelijke filosofie. 2016                uitg. Aspekt.
(een inleiding voor jonge studerende mensen die grondiger willen leren nadenken over hun opleiding in techniek of wetenschap).














D.H.Th. Vollenhove  Isagogè philosophiae  (tekstcritische uitgave; te lzen op website:  Isagogè 
Herman Dooyeweerd: In the twilight of western thought. 1968 The Graig Press, New Jersey.

Kalsbeek geeft een overzicht van 15 verschillende aspecten met hun zinkernen.

    aspect:                                           zinkern:
1. het arithmetische aspect     discrete hoeveelheid
2. het ruimtelijke aspect         continue uitgebreidheid
3. het kinematische aspect     beweging
4. het fysische aspect             de energetische wijze van werking
5. het biotische aspect            leven (het vitale)
6. het sensitieve aspect           gevoel
7. het logische aspect             de analytische onderscheidingswijze
8. het historische aspect         vormende macht
9. het linguistische aspect      symbolische betekening
10. het sociale aspect              omgang
11. het economische aspect    spaarzame wijze van beheer 
                                                          (van schaarse goederen)
12. het esthetische aspect        harmonie
13. het juridische aspect          vergelding   
14. het morele aspect               liefde in tijdelijke levensverhoudingen
15. het pistische aspect            geloof.

Er is binnen de WdW vaak enige discussie geweest over volgorde en aantal van de aspecten of wetskringgen. 
Mij lijkt voorwaarde voor een goede, calvinistische filosofie om de taal te behandelen als grond en voorwaarde voor alle menselijk denken en handelen. Voor alle aspecten vanaf het logische aspect is dat vanzelfsprekend. Maar ook voor de aspecten 1 - 6 is de taal voorwaarde voor alle ordening en invulling van de kringen. Bij rekenen, vormgeving, processen enz. is het benoemen van getallen, vormen, processen en begrippen voorwaarde.  
Bij elke "stap" die een mens zet (wetenschapper of niet) is taal het omringende "landschap" en dragende "grond".  
Taal laat zich daarom niet denken als concretisering van symbolische betekening.
Taal in het algemeen kan niet functioneren als object voor wetenschappelijk onderzoek. Een concrete, levende taal laat zich uitvoerig bestuderen via levend taalgebruik en geschreven bronnen. Ze laat zich altijd op een  gebrekkige manier, overzetten in een andere taal. Zonder haar te objectiveren. 
Voor het onderscheid tussen subject en object zie verderop.

Het esthetische aspect levert m.i. ook grote moeilijkheden op. Harmonie en/of schoonheidsbeleving is niet of nauwelijks in woorden (normen) te vatten.

De zinkern van het morele aspect lijkt me ontoereikend geformuleerd. "Liefde" is in onze cultuur verworden tot een vaag en onberedeneerd  begrip. Bij het morele aspect zal het in ieder geval moeten gaan over onderscheid tussen goed en kwaad.  Dus over beoordelen van het handelen aan de hand van normen. Normen die worden ontleende aan de Bijbel, een godsdienstig boek of aan menselijke (humane) geloofsovertuigingen of wereldbeschouwingen. Een betere naam voor het morele aspect lijkt me daarom het ethische aspect. Liefde als zinkern daarvan vraagt om een heldere omschrijving ook al is ze niet in woorden te vatten. Ze is in ieder geval niet te beperken tot emotie of gevoel omdat die steeds wisselen per dag en  per uur. Liefde moet komen vanuit het hart. Terwijl we niet echt weten wat we onder het hart moeten verstaan.

De WdW  gaat uit van de individualiteitsstructuur van elk bestaand voorwerp (ding) of wezen. De aspecten zijn geabstraheerde kringen in de ervaren werkelijkheid. 
De wet is de wezensgrens tussen God, de Schepper en het geschapene. Boven heb ik al aangegeven dat ik dat een minder gelukkige term vind. Omdat God  onmiddellijk in het geschapene werkt door WOORD en GEEST. Ik zal daarom voor het begrip 'wetskring' het woord kwaliteitskring gebruiken. 
Omdat elk voorwerp en elke handeling door die kring gekwalificeerd wordt.
Een paar v.b.: 
water en lucht worden gekwalificeerd door de fysische kring vanwege
bouw en functie van hun atomen, moleculen enz. 
een paardenbloem wordt gekwalificeerd door de biotische kring
vanwege de werking van bladeren, wortels, bloemen enz.
een hond wordt gekwalificeerd door de sensitieve kring. 
Kijk maar hoe ze reageren op mensen, soortgenoten, pubs enz.
een mens wordt gekwalificeerd door de pistische kring 
vanwege vertrouwen op God of afgoden. Dat is altijd geestelijk leven.

Alles in de schepping wordt gekenmerkt door het bestaan binnen een bepaald aspect.
Bij concrete gebeurtenissen of voorwerpen gaat het om de vraag: 'wat'? 
Bij het aspect gaat het om de vraag 'hoe'? Het gaat daarbij dus om de modus. 
Daarom spreekt de WdW over modale aspecten of modaliteiten.

Binnen de eerste 6 modaliteiten kan de wetenschapper komen tot het opstellen van wetten of regels die gelden voor de met elkaar samenhangende verschijnselen binnen zo'n kwaliteitskring. Dus rekenregels en vormstructuren. Of wetten voor de zwaartekracht, de atoomkrachten en het licht. In de biologie voor zenuwwerking en spiersamentrekkingen, voor watertransport en reacties op prikkels. Het zijn geen 'wetten' waarmee God regeert maar wetten die wij formuleren om verschijnselen te begrijpen in hun oorzakelijke en doelmatige verbanden. Biologen willen vaak alleen maar spreken van causale verbanden in het verlengde van de wis- en natuurkunde. Dat is in strijd met de aard van biologische processen omdat doelmatigheid een essentieel onderdeel is van alle groei- en voortplantingsprocessen.
Trouwens even goed van alle ethologische (gedrags-) handelingen.

Het wijsgerig denken:
Er is een absolute tegenstelling (antithese) tussen de Geest van God en de geest van de duisternis.
Deze antithese beheerst het hart en het hele bestaan van ieder mens.
Tegelijkertijd is er de volstrekte solidariteit van alle mensen (christenen en niet-christenen) in de zondeval en ongehoorzaamheid van Adam en Eva, onze eerste voorouders.
Onze grondmotieven komen voort uit ons hart. Uit het hart komen de diepste verlangens. Het zijn de grondmotieven zoals: geldgierigheid, streven naar macht en invloed, seksuele "liefde" (begeerte), rechthebberij, harmonie, vrijheidszin en redelijkheid.
Wij leven en denken vanuit ons hart. Gevoel en verstand hebben van daaruit hun oorsprong. Onze hele persoonlijkheid (onze zelfheid) transcendeert daarom ons denken (verstand) en onze gevoelens.
De Calvinistische wijsbegeerte kan en mag daarom geen immanentie-filosofie zijn.
Voorbeelden van immanentiefilosofie zijn: humanistische filosofie, communistische filosofie, rationalistische filosofie enz.
Kortom: alle -ismen zijn daar v.b. van.
Mooi omschreven: Het archimedisch punt (de Archè) ligt in Christus als herboren wortel van het mensengelsacht, onze wedergeboren zelfheid.
De zin is het naar God verwijzende van alle zijnden.

Het grondmotief van de CW (calvinistische wijsbegeerte) is geformuleerd door Dooyeweerd als schepping, zondeval en verlossing door Jezus Christus in gemeenschap met de heilige Geest.
De zondeval veroorzaakte de geestelijke dood van de mensen en zonde is een valse relatie met God.
Prof. J. Kamphuis (docent aan de vroegere TH in Kampen) betitelde dit grondmotief (ongeveer 70 jaren geleden) tijdens een lezing in Groningen als een uitkapping uit Gods Woord.
Dat dit risico levensgroot aanwezig was is gebleken uit diverse vormen van uitleg en toepassing van dit grondmotief door verschillende WdW-ers. 
Rond de uitleg wat het 'hart' en het 'voortbestaan van de ziel' bleek de bijbel niet altijd gezaghebbend. Bij iemand als Kalsbeek gaat het helemaal mis bij zijn beoordeling van de evolutietheorie en daarmee het ontstaan van zonde in de wereldgeschiedenis.
Kalsbeek is bovendien van mening (met een beroep op Dooyeweerd) dat:
1. de logische wetten voor het denken niet zijn verstoord
2. de structuur van de aspecten en de structuur van de aard van concrete schepselen en de
    goddelijke beginselen als richtsnoer voor het
menselijk handelen niet zijn veranderd.
3. Gods algemene genade de doorwerking van de zonde gestuit heeft. Daardoor zijn nog
    allerlei 'lichtvonken' in de cultuur aanwezig (zoals ook de Dordse Leerregels belijden).

Ik denk daarbij: allemaal nogal verregaande theologische gedachten die merkwaardige opvattingen opleveren door het menselijk denken.
Er werd daardoor heel wat "theologie" bedreven binnen aanhangers en volgelingen van de WdW. Niet verwonderlijk in een gereformeerde wereld!
Dooyeweerd wilde zelf geen theologische bemiddeling bij de uitleg en toepassing van het grondmotief. Het grondmotief raakt volgens hem rechtstreeks het menselijk hart.
M.i. was het veel beter geweest om Gods hele Woordopenbaring als grond en uitgangspunt van de CW te beschouwen en benutten. Dat biedt alle ruimte voor verder en dieper doordenken van wijsgerige problemen. Waarbij de vaste norm toch gehandhaafd blijft: de hele bijbel als Gods betrouwbare openbaring. Als dan maar niet de huidige algemeen gangbare uitvlucht wordt gebruikt: "iedereen leest de bijbel op eigen manier". Met die slogan gaat het even goed helemaal mis met het nu geldende 'grondmotief'.
De vastheid en betrouwbaarheid van de Bijbel ligt vast in het werk van de heilige Geest die dat Woord gegeven heeft. Biddend Bijbellezen biedt de enige garantie voor gezonde toepassing in de filosofie. Evenals voor alle andere "takken van sport". 
Geen aparte 'bril' is daarvoor nodig. Vaak worden als zodanig genoemd de belijdenisgeschriften. Of als die niet meer functioneren de culturele ontwikkelingen, de resultaten van "wetenschap", het gevoel en/of stemmen (roepingen) van God. 

De verschillende aspecten zijn allemaal onderling met elkaar verbonden. Door anticiperende (naar de bovenliggende aspecten) en retrociperende  (naar de onderliggende aspecten) verbindingen.
B.v.: Een krokus wordt bepaald door het biotische aspect maar vertoont getalsmatige en fysisch-chemische eigenschappen. Ze speelt ook een rol in het economische verkeer, het juridische spel van krachten bij koop en verkoop en is van belang in het geloofsleven om de Schepper te eren en te bezingen. Bedenk zelf maar eens hoe een radio z'n anticipaties heeft naar boven en retrocipaties naar beneden.
Van hieruit kun je de begrippen objectzijde en subjectzijde van een wezen begrijpen. Een plant of een dier is subject binnen de ethische en economische  kwaliteitskring. Hetzelfde dier of dezelfde plant is object voor de arithmetische en de fysische kwaliteitskring.

De verschillende aspecten zijn onderling onherleidbaar.
Je kunt fysisch-chemische processen niet verklaren door alleen maar te redeneren vanuit vormen en getallen.
Biologische processen kun je niet verklaren vanuit getallen, vormen en fysisch-chemische processen. Dit laatste wordt wel vaak gedaan door evolutionisten en vele fysici en chemici als ze zich met levende wezens bezig houden. Het onherleidbare geldt eveneens voor de onderlinge aspecten van de door de mens beheerste kwaliteitskringen. Ethische en juridische normen en waarden laten zich niet vanuit elkaar verklaren. Het is des te belangrijker om geloofskennis niet te verklaren vanuit geschiedenis, ethiek of culturele ontwikkelingen.
Let er intussen wel op dat kunst en cultuur geen kwaliteitskringen zijn. Kunst- en cultuuruitingen functioneren binnen elke kring.
Bovendien veronderstel ik dat uitingen van kunst (dans, schilderkunst, muziek etc.) alle kringen overstijgend zijn. En daardoor niet te vatten in een bepaalde wetenschap.
Creativiteit laat zich niet vatten binnen een denksysteem.

Elke kwaliteitskring heeft een zinkern. De centrale begrippen van een zinkern zijn niet te definiëren. Denk maar aan begrippen als leven, liefde, hart, geloof etc.

Beschouwingen over taal, tijd, ruimte en historie.
(in verband met geologie en kosmologie).
Gods WOORD en GEEST deden en doen alles ontstaan; ook het geloof!
Deze ontstaansprocessen zijn op geen enkele manier door de mens te kennen of te bestuderen.
Daarom mag geen enkele wetenschap God als verklarend begrip ter sprake brengen.
De natuurwetenschappen mogen God evenmin noemen als oorzaak van waargenomen processen of als verklarend principe.
Gelovigen en ongelovigen kunnen daarom samenwerken in de natuurwetenschappen als ze zich houden aan de waargenomen verschijnselen en conclusies die daaruit volgen.
In de normatieve wetenschappen waarin het menselijk handelen de hoofdrol speelt ligt dat ingewikkelder. De geloofsovertuiging van een wetenschapper zal zijn houding t.o.v. waargenomen verschijnselen en menselijke beslissingen mee laten wegen bij beoordeling van processen en doelstellingen. Denk maar aan slavernij, atoombewapening en handelsoorlogen en vredesbewegingen. En aan onderlinge twisten en ruzies. 

God regeert al het geschapene en het door mensen ontworpene door Zijn WOORD en GEEST. Door boosaardige zaken uiteindelijk tegen te staan en teniet te doen en door goede plannen en hun uitvoering te zegenen; te bevorderen.
Het wezenlijke verschil tussen Gods schepping en onderhouding van de wereld (levend en levenloos) is dat de laatste toegankelijk is voor wetenschappelijk onderzoek. Doordat ze procesmatig verlopen in de tijd.
Denk maar aan het weer. Nooit zullen we kunnen begrijpen hoe de complete dampkring is ontstaan. Ze is trouwens oneindig veel ingewikkelder dan de meeste boeken ons willen laten geloven. Daarover misschien later. Maar het weer van vandaag, morgen en overmorgen laat zich voorspellen dankzij uitgebreide kennis van lucht- en waterstromingen, hoge en lage drukgebieden, windsnelheid en -richting enz. 
Zo ook de ontwikkeling van een menselijk embryo dankzij de nieuwste onderzoektechnieken in de medische en biologische wetenschappen. Van eicellen en zaadcellen, bevruchting en groei naar morula, blastula, gastrula en weefselstrengen. Vandaaruit de ontwikkelingen door specialisatie van cellen en weefsels tot hart, zenuwen, hersenen, bloedvaten, spieren, beenderen, klieren enz.
Processen die regelmatig verlopen in de tijd en elkaar wederzijds oorzakelijk beïnvloeden. Totdat de geboorteprocessen onder invloed van hormonen en hersenen op gang gebracht worden. En met gejuich de pasgeboren baby wordt verwelkomt in onze wereld.
Daarbij geldt: welk een overweldigende doelmatigheid.
Toch geloven we dat de wording en geboorte van een mensenkind altijd Gods schepping is omdat het niet alleen maar een biologisch wezen is (een "dier", zoals steeds vaker geleraard wordt) maar eveneens een geestelijk wezen. Een geestelijk wezen dat kan leren praten, lachen, denken, liefhebben en ............. Daarbij vertoont het reminiscenties van het beeld Gods. Doordat zijn/haar eerste voorouders naar Gods beeld geschapen werden. Onherstelbaar stuk gebroken (vgl. met een gevallen kostbare glazen vaas) maar die nieuw geschapen kan worden door het werk van Zoon en Geest. Als die groeiende baby leert geloven en wil blijven wandelen in geloof aan Gods hand. 

Sinds Einstein weten we dat ruimte en tijd, en daarmee snelheid op elkaar betrokken zijn. 
Evenals materie en energie: E=mc 
Geen probleem zolang filosofen en theologen hiermee niet aan de haal gingen door te verklaren dat alles relatief is. Nu kun je die laatste uitspraak goed uitleggen en toepassen. Echter: de bedoeling van die meegaandheid was om duidelijk te maken dat er van gezag geen sprake meer kon zijn. Geen leergezag in de kerk of op school (catechisatie) en tenslotte evenmin overheidsgezag. Alle gezag moet worden gelegitimeerd door volksvertegenwoordigers, juristen, wetenschappers (o.a. theologen), kerkelijke vergaderingen en tenslotte het (gewone) volk.

De onoverbrugbare verschillen tussen de grote taalgebieden zijn niet te verklaren vanuit geleidelijk verlopen evolutieprocessen. Geweldige schema's waarin alle hoofdtalen van de wereld op een overzichtelijke manier gerangschikt zijn suggereren dat wel maar bieden geen oplossing voor het ontstaan van tientallen grote taalfamilies. Zie voor een interessante inleiding het art. in Logos:



Vanzelfsprekend dat talen als Nederlands, Fries, Engels en Duits in de loop van eeuwenlange geschiedenis steeds meer van elkaar vervreemd zijn en misschien in samenhang met elkaar ontstaan zijn. Maar de verschillen tussen b.v. Chinees, Russisch, Arabisch, Swahili, Spaans en de talen van de Eskimo's en Indianen zijn zo fundamenteel dat er van geleidelijke evolutie geen sprake kan zijn. Door te veronderstellen dat er superfamilies van talen zouden zijn probeerden taalwetenschappers tot een soort oertaal te komen. Helaas, volledig onbewijsbaar.
In dat opzicht vertoont dit werk van taalwetenschappers grote overeenkomsten met dat van evolutiebiologen.

Een natuurwetenschappelijk wereldbeeld.

E=mc2.

De oerknal-theorie leert dat alle energie van de hele kosmos zich bevond in één oneindig klein punt; de singulariteit. 
Een Belgische priester en prof. aan de universiteit van Leuven, Lemaitre, schijnt dat ontdekt te hebben. Dat was minder moeilijk voor hem dan het lijkt. Daar was geen jarenlang wetenschappelijk onderzoek voor nodig. Je gaat uit van een uitdijend heelal waarin de hemellichamen zich verplaatsen met een snelheid die af te leiden is van het Dopplereffect. 
Die snelheid laat zich eenvoudig berekenen als je waargenomen hebt hoe groot de verschuiving in het rode licht is van een zich verwijderende ster in de richting van een langere golflengte van dat licht.
Ga je nu terug rekenen vanaf een verst verwijderde ster naar het middelpunt van waaruit het heelal ontstaan is dan volgt daaruit de tijd die nodig was voor het afleggen van de "gemeten" afstand.
De werkelijkheid was en is natuurlijk niet zo eenvoudig. Was de snelheid van sterren en sterrenstelsels altijd dezelfde? Naast gewone materie wordt er ook gesproken van donkere materie die van invloed kan zijn (geweest). 
Uit bovenstaande formule blijkt dat zolang er geen massa is (m=0) ook E nul is. Gelukkig bieden bosonen uit het elementaire deeltjesschema daarvoor een oplossing. Bosonen zijn de overbrengers van de fundamentele natuurkrachten. De fotonen zijn één van de vier bosonen. Voor de lichtenergie geldt de formule E=h.nu (de griekse letter 'nu' die niet door mijn computer kan worden weergegeven). h is de constante van Planck; nu is de frequentie van een lichtstraal. De singulariteit bevatte dus geen massa, enkel stralingsenergie of pure krachten. Krachten die in de huidige schepping werken tussen materiedeeltjes. B.v. elektronen botsen op elkaar en bewegen in tegengestelde richting door de afgifte van een foton. Of: als een elektron naar een lagere baan rond een atoomkern overspringt ontstaat er een foton. Ook kunnen fotonen ontstaan als materie en anti-materiedeeltjes bij elkaar komen en beide verdwijnen met ontstaan van fotonen. Hier ligt meteen een basisprobleem voor het hele oerknalgebeuren. Laten we het schema voor elementaire deeltjes en krachten er nog maar eens bij halen.
https://upload.wikimedia.org/wikipedia/commons/thumb/0/00/Standard_Model_of_Elementary_Particles.svg/260px-Standard_Model_of_Elementary_Particles.svg.png

De quarks en de leptonen bezitten massa. Evenals de Z boson en de W boson deeltjes
Gluonen en fotonen hebben geen massa. 
Nu is het ontzettend moeilijk voorstelbaar dat er in de singulariteit alleen energie aanwezig was. Wat was die energie? En waardoor ontstond die? Want de Z boson en W bosondeeltjes zorgen voor de bijeenhoudende krachten tussen protonen en neutronen. Zo maken ze de wereld van atomen en moleculen mogelijk oftewel de wereld van duizenden verschillende stoffen waaruit de schepping opgebouwd is.
In de singulariteit ontstonden pas na 10-37 sec. de eerste elementaire deeltjes (het quarkgluconplasma). In de singulariteit konden gluonen, fotonen, gravitonen (voor de zwaartekracht) etc., etc. niet bestaan. Voor fotonen is dat vrij vanzelfsprekend. Voor zover ik begrijp is er kernfusie in de "zonnen" van het heelal noodzakelijk om "zonlicht" te produceren of bestaande elektronen die zich in bepaalde "banen" bewegen rond atoomkernen en fotonen kunnen uitzenden als ze overgaan naar een "lagere baan" of energietoestand. Wat betekent dan het begrip "energie" in het startpunt van het heelal? En wat ontplofte er dan tijdens de "oerknal" ?? Daarbij komt nog de vraag: hoe kan er een schitterend georganiseerd heelal ontstaan met wonderbaarlijk goed georganiseerde elementen en moleculen als er iets uit elkaar knalt?? Probeer dat maar eens na te bootsen in onze huidige wereld!  

De grote vraag is dus: Waarom en waardoor zou de singulariteit tot ontploffing komen? 
Anders geformuleerd: Waardoor ontstond de 'oerknal'?   Dit gebeurde 13.8 miljard jaar geleden. Waardoor toen? 
De singulariteit had een oneindig hoge dichtheid (een dichtheid waarvan?) en een oneindig hoge temperatuur van 1028  graden Kelvin. Door wie gemeten?
Helaas, nu kan de theoretische natuurkunde het punt van de singulariteit  niet dichter benaderen dan 
10-43 sec.   Dat is wel heel kort maar we missen dan wel de meest fundamentele gebeurtenissen.
Na de inflatie die na 10-37 sec. plaats greep ontstond er quark-gluon-plasma. Samen met andere elementaire deeltjes en antideeltjes.   
Daarop volgt de baryogenese. Gelukkig blijkt 1 deeltje op de 30 miljoen paren deeltjes (deeltjes en hun bijbehorende antideeltjes) overmatig, boventallig. Daardoor kon materie ontstaan.
Dankzij verbreking van de symmetrie binnen deze "materie" ontstaan de huidige vormen (na 10-11 sec) van deeltjes en elementaire natuurkrachten. Deze ontstane situatie kan worden nagebootst in de moderne deeltjesversnellers.
Na 10-6 sec. gaan quarks en gluonen samen en vormen baryonen die bestaan uit 3 quarks. Van daaruit zouden protonen en neutronen zijn ontstaan.
Na een daarop volgende massale annihilatie blijven er 1 op de 1010  baryonen over.
Hetzelfde proces voltrekt zich daarna met elektronen (e-) en positronen (e+). 
Na deze processen wordt de energiedichtheid gedomineerd door fotonen. Oftewel: het licht overwint!
Protonen en neutronen kunnen nu deuterium- en helium-atoomkernen vormen. Waterstofkernen blijven over.
Na ongeveer 400.000 jaren verbinden de electronen zich met de kernen. Zo ontstaan de eerste atomen:
H, He, enz.  Tegelijkertijd ontkoppelen de ontstane materie en de stralingsenergieën. De kosmische achtergrondstraling blijft over. 
Doordat er gelukkig dichtheidsvariaties ontstaan binnen deze nieuwe wereld kunnen zich gaswolken vormen. Maar voor de periode tot 10-15 sec. bestaat er geen goed onderbouwd model! 
Wel wordt gedacht aan het bestaan van drie vormen van 'donkere energie': koude, warme en hete vormen.
Altezamen een hoogst merkwaardig verhaal. De menselijke en dus ook de natuurwetenschappelijke fantasie staat voor niets. De fantasie is een wonderbaarlijke scheppingsgave gegeven door de Schepper aan de mens. Ze is de bron van alle grootse en kleinere kunstwerken en een aanjager van veel wetenschappelijk onderzoek. Maar zonder onderzoek leidt ze niet tot natuurwetenschap!
Niemand weet wat de singulariteit echt is. Niemand weet waardoor er daarbinnen enige eerste structuur ontstaat tijdens de inflatie na 10-37 sec. Wie heeft het aantal boventallige deeltjes geteld na de baryogenese? Niemand weet hoe en waardoor de symmetrie werd verbroken na 10-11 sec.  
Niemand weet hoe via baryonen (twee samengaande quarks) de neutronen en protonen werden gevormd. En wat was er voor nodig om 400.000 jaren later e- daarmee te laten samengaan?  Waardoor de fotonen de overheersende macht kregen?
Nabootsing van van duizenden processen en botsingen in de gigantisch ingewikkeld gebouwde CERN en andere installaties geeft geen antwoorden op boven gestelde vragen. Dergelijke installaties bestonden niet toen het allemaal zou zijn gebeurd. Bovendien: het eindeloos fragmenteren van materie tot de allerkleinste "bestanddelen" geeft geen enkel antwoord op de vraag naar het ontstaan. Een simpel v.b. kan dat duidelijk maken. Reduceer een huis tot een massa poeder (etc., etc.) en je krijgt geen antwoord op de vraag wanneer en hoe (en door wie) het gebouwd is. Alleen de soort stoffen waarmee het gebouwd werd daarmee aangetoond. 

Binnen het wereldberoemde CERN kwamen natuurkundigen veel te weten over elementaire deeltjes. In die gigantische ondergrondse cirkelvormige tunnel liet men electronen en positronen op elkaar botsen.
Bij die botsingen onder hoge snelheden fragmenteren de protonen, neutronen etc.
De CERN is intussen ontmanteld.
In het LHC (Large Hadron Collider) wordt dit onderzoek voortgezet. Het is eveneens een ringvormige tunnel, nu van 27 km. lang in de buurt van Genève. Hierin worden botsingen georganiseerd tussen protonen. Dankzij deze experimenten is het bestaan van het higsdeeltje bevestigd. Dit deeltje moet het bestaan van massa begrijpelijk maken.
Intussen gaat men ook op zoek naar het graviton. Dit is een ontbrekend deeltje binnen het deeltjesmodel dat het bestaan van de zwaartekracht moet verklaren.
Misschien gaat dit pas lukken als het ILC (International Linear Collider) is gebouwd. De bouw zou van start gaan in de jaren 2018/19. 

Intussen zijn de natuurkundigen een stuk bescheidener gaan denken over het oerbegin van de kosmos. Ik heb me laten vertellen dat het goed is om het beeld van een rijzende krentenbrood in gedachten te nemen als beeld voor het uitdijende heelal. De krenten (sterren en stellenstelsels) gaan tijdens het rijzen uiteen. Het is niet te zeggen of ze daarbij uit één punt komen. Ook de richting ligt niet vast. Ze zouden boogvormige banen kunnen beschrijven. De natuurkundigen kunnen volgens dit "model" niet verder terug gaan dan een oermassa van allerkleinste deeltjes. Wel of niet geladen, met of zonder enige massa en met of zonder "zwaartekracht". Van daaruit zouden langs de weg van ............. (??) ..... de eerste H- en He-atomen zijn ontstaan. Door de enorm hoge temperatuur (waardoor??) was dan kernfusie mogelijk en ontstond er licht. 
Een dergelijke benadering ('model' is een te mooi woord) roept veel nieuwe vragen op.
Waardoor ontstaat het uiteengaan, het "rijzen van het brood"?
Waardoor ontstaan er structuren van sterrenstelsels uit de oerzee van deeltjes?
Waardoor ontstaan de bijna perfecte banen en omloopsnelheden in een zonnestelsel?
Hoe is het schitterende geheel van elementen ontstaan die passen binnen een periodiek systeem waardoor die moleculen konden ontstaan die leven op aarde mogelijk maken??

Het boekje van Markus Widemeyer gaat dieper in op ons natuurwetenschappelijk wereldbeeld.
Het heet: Das geplante universum; wie die wissenschaft auf Schopfung hindeutet.
Uitg. SCM (Stiftung Christliche Medien). Heruitgave Wort und Wissen, 2019. 
(www.wort-und-wissen.de) 

Het eerste punt dat de schrijver aan de orde stelt is hoe het toch mogelijk is dat er zo'n nauwkeurige fijnafstelling mogelijk is binnen de structuur van de hele schepping. Een zodanige afstelling of ordening die het bestaan van intelligent leven mogelijk maakt.
B.v. als de zwaartekracht een afwijking zou kennen van het 1027 - ste deel (een miljard x miljard x miljard) zouden alle levende wezens ophouden te bestaan.
En als de sterke kernkracht een fractie van een honderdste deel zou gaan wisselen zouden alle atomen uit elkaar vallen. Hetzelfde geldt voor verandering van de krachten tussen moleculen. Alle levende cellen zouden sterven doordat de macromoleculen niet opgebouwd kunnen worden.
Leven vooronderstelt de mogelijkheden van:
- energie-uitwisseling
- stofwisseling (metabolisme)
- genetische programmatuur met eiwitsynthese
- voortplanting
- overerving
- interactie met het milieu.
Alle bovengenoemde processen vereisen een stabiele wereld vol chemische stoffen en natuurkrachten met de nodige energiebronnen. 
Menselijk leven en samenleven kan bovendien niet bestaan zonder bewustzijnsverschijnselen en intentionaliteit (voorstellingsvermogen, doelmatigheid, fantasie en verlangens).
Kortom: het is niet toevallig dat wij
-  natuurwetten (die wiskundig nauwkeurig te omschrijven zijn) 
   kunnen formuleren
-  betrouwbare kennis rond chemische processen kunnen formuleren
-  zinvolle filosofische gedachten kunnen ontwikkelen vanuit ontdekkingen
   van het natuurlijke leven.

Met een eenvoudig model toont de schrijver aan dat een systeem met 128 onderdelen (dat heel weinig is vergeleken met de ongelofelijk ingewikkelde structuur van de materie samen met de levende wezens) van b.v. evenveel rode en groene ballen die je door het toeval wilt verdelen over 2 x 64 keurig van elkaar gescheiden rode en groene ballen, de kans 1 op 10-37 is. Dus eigenlijk gelijk aan nul. 
Natuurwetten en fysische eigenschappen van voorwerpen zijn wederzijds van elkaar afhankelijk. Natuurwetten veronderstellen stabiele structuren in de werkelijkheid zoals b.v. atomen en (macro)moleculen.  
Volgens de schrijver moeten de vereiste vooronderstellingen voor een wereldbeschouwing voldoen aan de volgende voorwaarden:
- ze moeten eenvoudig zijn
- ze moeten de zeer gecompliceerde wereld bestaande uit 1080 atomen kunnen verklaren
- ze moeten abstract, denkbeeldig, zijn. 

Tegenwoordig wordt gesteld dat de kleinste zinvolle tijdsduur van het heelal 10-43 sec. duurt. Neem nu voor ons model aan dat ons huidige heelal een milliseconde duurt. Als dit heelal 15 miljard jaren heeft bestaan (zoals de evolutieleer onderwijst) dan heeft dit heelal 1022 mogelijke toestanden doorlopen. Dit betekent dat ons heelal een waanzinnig kleine waarschijnlijkheid van bestaan heeft, nl. een kans van 1 op 1022. Een chaotisch heelal zou dus een oneindig grotere kans op bestaan hebben!

In het volgende hoofdstuk wijst Wildenmeyer er op dat ons heelal een universele wetmatige structuur vertoont die mathematisch op een elegante manier te vatten is. Er gelden onveranderlijke natuurwetten die passen op alle plaatsen en alle tijden voorzover onze kennis reikt. Elk elementair deeltje bezit op tijdstip T en plaats P een nauwkeurig vast te stellen kracht, massa en lading.
De natuurwetten weerspiegelen geordende structuren en stabiele processen.
Als b.v. de sterkte van de kernkrachten van atomen slechts enkele honderdsten van seconden zouden wisselen zouden de atomen vervallen. Hetzelfde geldt voor de biomoleculen in levende wezens. Geen levende cel zou blijven bestaan. 
Op basis van de eenvoudig te formuleren mathematische basisstructuur van onze werkelijkheid is het mogelijk om eindeloos verschillende technische mogelijkheden te realiseren die zich uiten in vervoersmiddelen, apparatuur voor vele doeleinden waaronder wetenschap, kunst en recreatie.
Kortom geformuleerd: de structuur van het universum is symboliseerbaar (in taal, formules, wetmatigheden, processen). 
Wel bedenken dat elke wereldbeschouwing uitgaat van niet nader te omschrijven axioma's. 
Ook het Christelijke geloof doet dat met woorden als God, het hart, liefde, Geest..........
En: het is onmogelijk om tot verklaringen van deze wereld te komen zonder rekening te houden met teleologische (doelgerichte) processen en gedragingen. Dit geldt in ieder geval voor mensen en levende organismen. 

Opm.: de schrijver gaat er vanuit dat de natuurwetten deze structuren en processen mogelijk maken. Dat lijkt mij een omkering van de werkelijkheid. Dit heeft te maken met de gedachte dat natuurwetten de "wereld" regeren. Ik neig tot de overtuiging dat God zelf rechtstreeks de wereld in al haar onderdelen, ook de allerkleinste, zo regeert dat ze blijft voortbestaan en stabiele orde en structuur vertoont. Een orde en structuur die formulering van wetten door ons mogelijk maakt. Dus 'God regent', 'God dondert' enz. (psalm 29, Job 38 en 39) met behoud van natuurwetten. De door ons ontdekte  formules en wetten regeren niet. God houdt door de Zoon en de heilige Geest de elementaire deeltjes, de atomen, de (macro)moleculen, de sterren en planeten en de levende wezens in stand en die bezitten energieën, krachten en mogelijkheden die een min of meer vast patroon volgen. Die wij formuleren als "wetten". "Wetten" als wiskundige formules, als natuurwetten, als biologische patronen, als juridische of ethische regels, als Godsdienstige waarheden etc.   

De 4 elementaire krachten in de natuur zijn:
- zwaartekracht; die werkt over oneindige afstand
- elektromagnetische kracht; die aantrekkend en afstotend werkt over
   kortere afstand
- sterke kernkracht; werkt over zeer korte afstand binnen de atoomkernen
- zwakke kernkracht; werkt over zeer korte afstanden, noodzakelijk voor 
  deeltjesveranderingen zoals bij kernfusie.
De eerste twee nemen af met het kwadraat van de afstand tussen beide lichamen.
Zonder de aantrekkende en afstotende werking zou er geen wereld noch levende wezens kunnen bestaan.
Binnen de wereld der elementaire deeltjes bestaat het proton uit uit 2 up- en 1 downquark.
Het neutron bestaat uit 1 up en 2 downquarks.
Het proton is stabiel, het neutron niet.
Samen met elektronen vormen protonen en neutronen stabiele atomen.
Protonen zouden samen met elektronen kunnen worden omgezet in fotonen. Tot op heden is er geen proces bekend waardoor dit gebeurt. Anders zou alleen elektromagnetisch straling overblijven.
En gelukkig kunnen elektronen alleen bewegen in speciale energiebanen en een baan met minimale energie. Daardoor kunnen ze niet op de atoomkern vallen.
De relatieve sterkte tussen de vier elementaire krachten is absolute voorwaarde voor het bestaan van deze wereld en haar organismen.
Daarbij komt het wonderbaarlijke geheel van de rangschikking van de ongeveer 90 elementen in een Periodiek Systeem. Dankzij hun atomen die gemakkelijk e opnemen of afgeven. En daardoor bindingsmogelijkheden onderling met elkaar hebben die het bestaan van duizenden verschillende moleculen mogelijk maken. Daardoor ontstaan oxiden, zouten, zuren, basen, enz.
Doordat C-atomen vier stabiele bindingsplaatsen bezitten kunnen ze duizenden soorten organische stoffen vormen m.b.v. H, O, N, S, P etc.
Dat de e-  over verschillende banen verdeeld worden ligt aan het zgn. Pauli-principe, waardoor ze niet dezelfde quantumtoestand kunnen hebben. Zonder dit principe zouden alle e- in de laagste baan ronddraaien  Met als gevolg een enorme chemisch eentonigheid.
Bedenk hierbij dat bij het ontbreken van één van al de bovengenoemde factoren en eigenschappen de hele bestaand wereld onmogelijk zou zijn.

Tegenwoordig onderscheidt men ong. 20 verschillende natuurconstanten die onherleidbaar zijn. Een v.b. is constante C in de wet van Coulomb. 
               qx  q2 
F = C x  ________ .     
                   r2
       
De natuurconstanten moeten  een bepaalde volgorde van sterkte hebben. De zwaartekracht moet zwakker zijn dan de elektromagnetische kracht en die weer zwakker dan dan de sterke kernkracht. Anders kan deze wereld niet bestaan. De zwaartekracht is 1038 kleiner dan de elektromagnetische kracht en 1040 kleiner dan de sterke kernkracht. Als deze krachtsverhoudingen anders zouden zijn zouden er slechts gasvormige planeten bestaan of mensen die ettelijke tonnen zwaar zouden zijn. En bij te sterke verandering van de zwaartekracht zou het sterren- en zonlicht of hoofdzakelijk bestaan uit UV-, Röntgen-,  Gammastraling of uit Infrarood licht. Bovendien zouden het kernfusieproces in de zon stoppen bij een te zwakke zwaartekracht. 
De schrijver betoogt verder dat het universum elektrisch neutraal moet zijn. Het verschil tussen positieve en negatieve lading mag niet meer van elkaar verschillen dan een factor 1 op 1038. Anders zou de zwaartekracht overvleugeld worden door de magnetische afstotende kracht. Geen sterren en planeten zouden kunnen bestaan.
De sterke kernkracht is precies zo afgesteld dat er ong. 80 stabiele, niet radioactieve elementen kunnen bestaan. 
Ook een goede verhouding tussen sterke kernkracht en de elektromagnetische kracht is essentieel voor het mogelijk maken van levensprocessen.
De massa's van de quarks is van grote invloed op de bouwstenen van het heelal en daarom ook van de levende wezens. Zoude massa van een down-quark beduidend groter dan die van een up-quark, dan zou een neutron veranderen in een proton, een elektron en een neutrino. 
Up- en down-quarks moeten ongeveer evenveel massa bezitten.
Indien niet dan zou er of geen stabiel waterstof bestaan, of juist een waterstof-universum of een neutronen-universum. 
De vereisten voor een universum dat leven mogelijk maakt zijn:
- structuur van atomen die een complexe chemie mogelijk maakt
- stabiele sternen kunnen bestaan
- er voldoende zuurstof en koolstof beschikbaar is.
Als de energie gelijkmatig over het hele heelal verdeeld zou zijn bestonden er geen sterren, planeten etc.
Als de energie door de zwaartekracht in één of meer porties verdeeld zou zijn zou het heelal uit zwarte gaten bestaan; structuurloos en op een zeer laag energieniveau. 
Nu blijkt alle energie zeer ongelijkmatig verdeeld te zijn; nl. in 1080 (het aantal atomen) porties in een zeer klein deel van de ruimte: 10-44 -ste deel. Dat betekent één deeltje in een ruimte van een m3 (een kubieke meter). Via enkele redelijk eenvoudige berekeningen is het mogelijk om vast te stellen dat de waarschijnlijkheid voor het bestaan van het huidige heelal een onvoorstelbaar getal is van 10123.  Dit laatste is een getal dat 1042 nullen heeft dan het aantal atomen in het universum (1080).

De bouwstenen voor de chemie van levensprocessen:
1. De sterkte van de zon is juist goed voor het bestaan van voldoende
    vloeibaar water 
2. De atmosfeer moet geschikt zijn voor alle levensprocessen
3. De stand van de aardas van 23.3 o is gunstig voor het aardse klimaat
4. Een daglengte van 24 uur voorkomt grotere temperatuurwisselingen
5. De ijzer-nikkel-kern van de aardbol genereert het magnetische veld.
    Daardoor wordt gevaarlijke straling afgebogen.

Het aantal mogelijke bindingsplaatsen van een atoom of molecuul zijn voorwaarden voor leven.
Erg belangrijk daarvoor zijn in ieder geval C (4 bind9ingsplaatsen), O (2 bindingsplaatsen), N (3 bindingsplaatsen) en P (meerdere bindingsplaatsen).

Koolstof:
Bij gematigde temperaturen zijn de vier mogelijke bindplaatsen stabiel en kunnen gemakkelijk door enzymen worden losgemaakt.
Vetten e.a. koolstofverbindingen kunnen dienen als energierijke reserveopslag. Met O2 ontstaat CO2 dat met water bicarbonaat (HCO3-) oplevert zodat het gemakkeli9jk getransporteerd kan worden. Het kan daarnaast worden afgegeven als gas en in het bloed zorgen voor een neutrale pH-waarde. Het is in voldoende mate voor de fotosynthese door planten beschikbaar omdat het slecht in water oplosbaar is.
Het Si-atoom is veel minder geschikt. CH4  is erg stabiel en SiH4 reageert heftig met lucht en water.
Bovendien zijn C-H-N-verbindingen ongelofelijk belangrijk voor de bouw van het DNA (samen met de RNA's) en de meeste eiwitten. Het vergelijkbare SiO2 is een moeilijk oplosbare, vaste stof.
Ook belangrijk: vijfring-verbindingen met C zijn zijn stabiel terwijl vijfring-verbindingen met N zijn erg onstabiel en zelfs explosief.
Dankzij het C-atoom zijn vele organische verbindingen mogelijk: alcoholen, ethers, esters, zuren, vetten, eiwitten, cyclische verbindingen, DNA's, RNA's enz.

Water:
Water heeft een sterke polariteit en oppervlaktespanning. Water en oliën blijven daardoor van elkaar gescheiden. En daarop berusten weer de functies van eiwitten en celmembranen. Daardoor is transport van water in planten (hoge bomen) via de vaten mogelijk (dankzij de capillaire zuigkracht).
Water heeft een geringe viscositeit. Daardoor kan water vrij snel door nauwe haarvaten worden getransporteerd. De diffusie van water door de cellen verloopt daardoor sneller.
Door de enorme chemische stabiliteit kan water grote oceanen, zeeën en rivieren vormen. 
Water kan verbindingen aangaan met positief geladen deeltjes zoals protonen en kan protonen afgeven. Het kan verbindingen aangaan met vele organische en anorganische moleculen.
Het Ionenprodukt van water ligt bij kamertemperatuur op 10-14. Dit is het product van de concentraties aan H3O+  en OH-. In zuiver water hebben beide moleculen een concentratie van 10-7 mol/liter. Bij ammoniak is dit b.v. 10-29. Het houdt in dat ingeval van water de beide moleculen erg stabiel zijn. Daardoor is een snelle verbinding met CO2  tot bicarbonaat mogelijk samen met de omkeer reactie.  Dit gebeurt in de rode bloedcellen door het enzym carboanhydrase. Dit is noodzakelijk voor het ademhalingsproces.
Water is een geweldig oplosmiddel voor vele stoffen, vooral zouten. In 1 liter water lost ong. 360 gr. NaCl op.
Water is vloeibaar tussen nul en honderd graden Celsius. Binnen dit temperatuurbereik is leven goed mogelijk.
De anomalie van water is uniek. Het betekent dat water beneden 4 graden Celsius een kleinere dichtheid heeft dan water bij lagere temperatuur. IJs drijft daardoor op water. Onder het ijs blijft water daardoor een milieu waarin vele organismen goed in leven blijven. Deze eigenschap van water veroorzaakt verweringsprocessen van gesteenten.
Water heeft een grote warmtecapaciteit. Daardoor zorgt water voor geringere temperatuurwisselingen. B.v. in Siberië is de wintertemperatuur 60 graden lager dan in de zomer. In Ierland is dat verschil slechts 10 Celsius.
Verschillende van bovengenoemde eigenschappen samen maken het mogelijk dat water zorgt voor het ontstaan van waterstofbruggen. Waterstofbruggen zijn een onmisbaar bindmiddel tussen de strengen van het DNA. Zonder deze verbindingen, die gemakkelijk verbroken kunnen worden, zou het leven niet bestaan!

Zuurstof:
Zonder zuurstof is de energielevering door biochemische processen in bijna alle organismen onmogelijk. Verwante stoffen als F en S zijn daartoe volledig ongeschikt. O2 in de atmosfeer beschermt ons, via O3 tegen de schadelijke UV-straling.

Stikstof:
N is een essentieel bestanddeel van eiwitten, DNA en RNA. De eiwitten hebben als basisbestanddeel de keten -CHR-CO-NH-. De peptidefunctie van -CO-NH-  maakt waterstofbrugverbindingen mogelijk die ervoor zorgen dat de inwendige krachten en de krachten tussen eiwit en andere moleculen de absoluut vereiste structuur voor het functioneren van het eiwit tot stand komt. De H die in de keten aanwezig is wordt door N sterk positief gepolariseerd. Deze atomen kunnen dan m.b.v. zuurstofatomen eiwit-polypeptidebindingen realiseren of m.b.v. watermoleculen waterstofbruggen vormen.
Dankzij de 3 bindingsplaatsen is N voor alle levende wezens onvervangbaar.
N-atomen kunnen H+ -ionen sterk aan zich binden. N-verbindingen reageren daardoor in water alkalisch (basisch). Deze eigenschap is belangrijk voor vele levensprocessen.

Fosfor:
Fosfaten zijn onderdeel van alle nucleïnezuren die nodig zijn voor de vorming van DNA en RNA. 
Voor de energiehuishouding in de cel zijn ze onmisbaar door de omzettingen van ATP in ADP en vice versa. Daarenboven nog de celmembraan bestaande uit fosfolipiden. Deze membranen voorkomen het gemakkelijk passeren van vele ongeladen moleculen vanuit de cel doordat het fosfaat-ion dubbel-negatief geladen is. Deze negatieve lading maakt het ook mogelijk dat de negatief geladen DNA-strengen gewonden worden om positief geladen eiwitmoleculen (de zgn. histonen). Op die manier kan het DNA sterk opgerold worden in de celkern. Ze verlenen ook de nodige stabiliteit aan de met fosfor verbonden biomoleculen doordat deze verbindingen alleen door complexe enzymen verbroken kunnen worden. Hydrolyse door watermoleculen vindt niet snel plaats dankzij de afstotende werking tussen negatief geladen fosfaatgroep en de negatief geladen O van het H2O.
Sulfaten, silicaten en arsenaten kunnen niet dezelfde rol vervullen. 

Opvallend bij dit hele verhaal hierboven is dat de elementen H, O, C en N (naast He) het meest voorkomen in het universum. He speelt geen rol in de levensprocessen omdat het geen verbindingen kan aangaan als edelgas.

DNA:
Noodzakelijk voor groei (celdeling) en voortplanting. Het is in staat tot zelf-reparatie. 
De schrijver stelt: het intelligente programma van DNA en RNA zet alle technische verworvenheden door mensen in de schaduw. DNA is goed oplosbaar in water dankzij de negatief geladen ruggegraatstructuur. Deze structuur maakt ook de willekeurige volgorde van de nucleïnezuren mogelijk zonder de fysische eigenschappen te beïnvloeden. Daardoor kunnen de genetische eigenschappen over het hele genoom worden verdeeld. Deze negatief geladen structuur maakt de genetische aflezing mogelijk doordat ze voorkomt dat het DNA spontaan samenrolt.
Het DNA is erg flexibele zodat het herhaaldelijk kan worden geopend en gesloten en weer worden opgerold. De informatie van het DNA in een celkern overtreft het biljoenvoudige van een CD! 

Proteïne:
Eiwitten zijn o.a. noodzakelijk voor het waarnemen, het transport van stoffen, prikkelgeleiding en opslag van reservevoedsel. Dankzij de bouw van enzymen doen ze alle mogelijke stofwisselingsprocessen verlopen. Eiwitten  moeten dankzij wisselende polariteiten op een specifieke manier gevouwen zijn. Eiwitten maken de ko0ppeling tussen chemische en mechanische energie mogelijk. Dit vereist b.v. in de spieren en zeer nauwkeurige afstemming van processen en structuren.
Binnen elk eiwit moet de aminozuurvolgorde perfect zijn vastgelegd.

In het volgende hoofdstuk worden meer algemene natuurfilosofische vragen besproken. Allemaal erg interessant voor de geïnteresseerde liefhebben. Het gaat over orde en toeval, geïsoleerde of samenhangende fijnafstemming, totaal andere levensvormen, begrensde oneindigheid, onwaarschijnlijkheid, noodzakelijkheid, natuurwetenschappelijke verklaringen, een multiversum (en de weerlegging daarvan).
 In het slothoofdstuk bespreekt Widemeyer de vraag naar een theïstische verklaring van de natuur en of Gods bestaan en de schepping van de wereld (on)waarschijnlijk is. Met als conclusie:
Es ist kein Mechanismus bekannt wie Gott schafft. 

                    


  




Reacties