Doorgaan naar hoofdcontent

Bijbel en evolutie: blijvend conflict of verrassende ruimte.

 Inleiding.

Het boek, geschreven door Henk G. Geertsema  (uitg. Buijten & Schipperheijn Motief - Amsterdam) beoogt de evolutietheorie in te passen in de bijbelse geschiedenis. Daartoe is de schrijver genoodzaakt om de mensen te laten ontstaan uit de dierenwereld; in het bijzonder vanuit aapachtige wezens. Het boek sluit aan op dat van Gijsbert van den Brink: En de aarde bracht voort.
Het boek van Geertsema biedt een veel zorgvuldiger en nauwkeuriger omgang en uitleg van de Bijbeltekst. Op een fijnzinnige manier wordt terug gegrepen op de oorspronkelijke teksten in het Hebreeuws en Grieks. Alle waardering daarvoor!

Om de betoogtrant  te volgen en te accepteren is het wel vereist om vooraf het absolute en principiële verschil tussen mens en dier te verwaarlozen.
Daartoe het volgende voorbeeld:
Veronderstel: je bezoekt een concert waarbij een cantate van Bach en een symfonie van Mendelssohn ten gehore worden gebracht. Het begint bij aankomst is de concertzaal. Realiseer je hoe ontwerpers en bouwmeesters hiervoor volgens uitgebreide plannen in overleg met het stadsbestuur maandenlang hun inzet pleegden. Met als noodzakelijke achtergrond de financiering door banken en afspraken met het verzekeringswezen. Het hele bestuur van het orkest en de muziekvereniging moeten harmonieus met elkaar samenwerken. Daarop volgt de samenstelling van het orkest met een bekwame dirigent.
Orkestleden hebben allemaal een jarenlange opleiding genoten voor perfecte beheersing van elk instrument, de kennis van muziekliteratuur en muziekgeschiedenis. Velen van hen al sinds hun 5- of 6- jarige leeftijd. Stimulering van ouders of vrienden en docenten was hierbij vereist. Daarbij nog denken aan de ontwerpers en uitvinders van de muziekinstrumenten. Een eeuwenlang proces was nodig om te komen tot de bouw van moderne, perfect functionerende fluiten, trompetten, klarinetten, fagotten, hobo's, violen, bassen, harpen, slagwerken enz. enz. 
Alleen al het ontwerp en de bouw van een fagot-dubbelriet vergt een grote mate van vakbekwaamheid. Een bekwaamheid die ik, ondanks vele inspanningen, miste. Het benodigde riet groeit in Zuid-Frankrijk. Het riet moet op een juiste lengte afgesneden worden met een vlijmscherp mes. Vervolgens moet het op een uiterst nauwkeurige manier worden geslepen en geschuurd zodat een dikteverloop ontstaat vanuit het midden naar de zijkanten en van achteren naar voren. Een absolute voorwaarde voor een goede toonvorming, vooral voor de zachte delen van de muziek. Het riet moet opgebonden worden met behulp van 2 koperdraden, waarmee naderhand de toonvorming kan worden bijgestuurd. Het geheel wordt tenslotte afgewerkt door een omwindsel met een stevige draad die vastgelijmd  wordt.

Geen enkel dierlijk wezen, hoe hoog ontwikkeld ook, is in staat om een dergelijke fijngevoelig
essentieel onderdeel te fabriceren. Ook een miljard jaar durende evolutieproces zal dat niet kunnen bewerkstelligen. Zonder goed riet geen fagotspel.
Iets dergelijks geldt voor elk ander hoogwaardig instrument!
(Enkele dagen geleden zag ik op TV een erg leuk moment waarop jonge chimpansees veters leerden strikken. Onder juichende aanmoediging van twee verzorgsters waren de aapjes erg enthousiast druk met insteken, doorhalen en opnieuw andersom doorhalen. Er bleek echter geen enkel prille blijk van inzicht, mogelijkheden en doel van de vrolijke handelingen). 
Voor een geslaagd concertseizoen is de samenwerking vereist van besturen, dirigenten, administratief personeel, schoonmakers, bedienen  tijdens de pauze en contacten met binnen- en buitenland enz. enz.
Dan heb ik het nog niet gehad over het ontstaan van notenschrift in diverse sleutels en vele maatsoorten.
Daarbij is voorwaarde de complete muziekleer bestaande uit melodielijnen, toonsoorten (kerktoonladders, grote- en kleine tertstoonladders e.a.), de kwintencirkel en de vele typen harmonieën. Allemaal zaken die verstand en gevoel van een muziekstuk bepalen. Dit varieert van eenvoudige volksdeuntjes tot vrolijke dansen en zwaarmoedig-treurige, agressief-krijgshaftige en vreugdevol-lyrische liefdesmuziek. 
Voor een Bachcantate (en elke opera of operette) zijn zangstemmen vereist die na jarenlange opleiding en training in staat zijn om ook de emotionele waarde van de muziek te vertolken. 
Voor elk concert ontvangt de bezoeker een programmaboekje en bezitten de muzikanten hun bladmuziek. Een eeuwenlange geschiedenis van papier- en drukwerkindustrie is hiervoor verantwoordelijk. Als heel dit gebeuren ook nog per computer bestuurd wordt weten we allemaal welk een immense technisch-wetenschappelijk kennis hierachter schuil gaat.
En dan hebben we het nog niet gehad over de componist die in staat was een schitterende symfonie, opera of cantate te bedenken en uit te schrijven. Niemand weet eigenlijk hoe dat in het hoofd van die man of vrouw toegaat.

Wat wil ik met bovenstaande duidelijk maken?
Heel kort samengevat: De mens is een geestelijk wezen, met geestelijke vermogens.
Een geestelijk wezen dat kan denken, praten, luisteren, lezen, schrijven, rekenen, ontwerpen, uitvinden, plannen, overleggen enz.
Nu zijn er vele boeken, artikelen en films verschenen die willen aantonen hoe dicht mensen en mensapen bij elkaar staan; verwant zijn aan elkaar. 
Met als belangrijkste uitkomsten:
- (mens)apen gebruiken hulpmiddelen als takken, stokken, stenen ....
- (mens)apen maken honderden soorten geluiden om te communiceren 
- (mens)apen herkennen beelden van tientallen voorwerpen
- (mens)apen kunnen heel aardig penselen met verf
- (mens)apen vertonen georganiseerd samenwerkingsgedrag
- (mens)apen vertonen uitingen van vreugde en verdriet enz.

Dit alles is indrukwekkend maar niet uniek binnen het dierenrijk:
- vogels bouwen zeer ingewikkelde nesten van heel divers materiaal
- vogels communiceren met zeer ingewikkelde geluidspatronen
- vissen bouwen soms erg ingewikkelde nesten (b.v stekelbaarsjes)
- zoogdieren bouwen ingewikkelde nesten 
- honden zijn tot zeer ingewikkelde gedragspatronen in staat
- olifanten vertonen emotionele reacties bij de dood van soortgenoten
- leeuwen passen intelligent groepsgedrag toe bij de jacht
- wolven en hyena's zijn meesters in samenwerking bij de jacht 
- katten verzinnen slimme oplossingen bij het openen van deurtjes. 
Dit alles valt uit te breiden met vele andere v.b. 

Maar dit diergedrag, hoe ingenieus soms ook, is onvergelijkbaar met wat mensen gedurende een lange geschiedenis hebben laten zien in positief georganiseerd gedrag en technische hulpmiddelen. En in wangedrag en vernietigingsmiddelen (van pijl en boog tot en met de atoombom).
Het hierboven beschreven v.b. van een concert valt uit te breiden met de complete voedingsmiddelenwereld, de bouwwereld, het bankwezen, de transportwereld, de geneesmiddelenwereld, de onderwijswereld, de wetenschapswereld, de werelden van gezichts-, gehoor- en bewegingsapparatuur en de werelden van bestuur en regering met al haar diensten, regels en wetten.

Hierbij geldt: als er geen geestelijk leven aanwezig is in een organisme kan een evolutionaire ontwikkeling van miljarden jaren die niet laten ontstaan. Nieuw gebouwde of aangepaste genenapparatuur kan dat niet tevoorschijn roepen.
Een miljard keer 0 blijft nul!!

Je zou kunnen zeggen: Elk door een bioloog, theoloog of filosoof gepubliceerd boek over het ontstaan van mensen uit het dierenrijk is een bewijs voor het onmogelijke daarvan.

Het betoog van Geertsema.

Hoofdstuk 1: de Bijbel.

Het boek van dhr. Geertsema begint met een aantal positieve uitgangspunten voor zijn opvattingen.
1. De Bijbel geeft ruimte voor de resultaten van wetenschap.
2. Kennis die we hebben gaat samen met keuzes die we maken.
    Keuzes maken betekent verantwoordelijkheid dragen.
    Onze kennis is in zekere mate normatief.
3. De mens is beeld van God; naar Gods beeld geschapen.
    Dit betekent: God en elkaar liefhebben
                          God en elkaar recht doen
                          De schepping beheersen; regeren
                          Leven volgens Gods geboden. 
4. Verantwoordelijkheid gaat samen met vrijheid en mondigheid.
    Mondigheid vanuit onze wil, ons gevoel en verstand.
5. Het gaat om de bestemming van de mens  door te leven in Gods
    verbond. Dankzij Christus' sterven en opstanding. 
6. Christus is de weg, de waarheid en het leven.
    Dat ligt in het verlengde van Mozes en de profeten.
7. De Bijbel is het Woord van God dat door mensen tot ons komt.
    Door de woorden van mensen heen blijft de boodschap van
    God klinken.
8. Gezag moet aan bepaalde normen voldoen en door mensen
    worden beoordeeld. Het is daarom nooit absoluut.
    Gezag is door God gegeven; Gods maatstaven zijn absoluut.
    Gods gezag kunnen wij niet beoordelen.
    God vraagt de gehoorzaamheid van een kind in vrijheid en liefde.
9. God vraagt om totale en radicale overgave in liefde. Vgl. Job.

Enkele opmerkingen bij bovenstaande uitgangspunten: 
Dhr. Geertsema legt niet uit wat wetenschap is t.o.v. alledaagse menselijke ervaringen.
Evenmin brengt hij onderscheid aan tussen de diverse wetenschappen. Dit lijkt me van groot belang als het gaat over 'werkelijkheid', onderzoek, resultaten, theorieën en 'waarheid'.
Wat betekent "naar Gods beeld geschapen zijn"? Geertsema benoemd de positieve resultaten daarvan: lief hebben, recht doen, regeren .... Dit geldt volgens hem voor alle volken ook als zijj God niet kennen. De Bijbel leert de gelijkheid van alle mensen, ongeacht hun geloof. Geertsema slaat daarbij over wat de levende bron is van 'beelddrager van God' zijn: leven vanuit echte kennis van God, rechtvaardigheid en heiligheid. Dit houdt onherroepelijk in: zondeloosheid. Even zondeloos als Jezus Christus bleek te zijn in Zijn leven en sterven.
Als het over de mens gaat moeten we het niet alleen hebben over zijn/haar bestemming maar ook over zijn/haar oorsprong.

Blijft door de woorden van mensen heen de boodschap van God klinken of spreekt God rechtstreeks tot mensen, b.v. bij Adam, Eva, Abraham, David, Jesaja, Job etc. Ook via betrouwbare beschrijving van wat mensen (ook goddelozen) doen, denken en zeggen Dankzij het werk van de heilige Geest bij het bijbelschrijven? Daarin ligt toch het hele gezag van de Bijbel als Gods Woordopenbaring door de heilige Geest, die ook de Geest van Jezus Christus is!!

De schrijver van het boek vervolgt:
De bijbelschrijvers bezaten geen absolute kennis. Ze waren 'kinderen van hun tijd'.
Dat geldt ook voor hun ethische en geloofsinzichten. Ze waren daarin beperkt door persoon, tijd en cultuur. Daarbij horen ook vergissingen en fouten.
Het gaat niet om de letter maar om de bedoeling. De letter doodt maar de Geest geeft leven schrijft Paulus in 2 Cor. 3:6.
Er is sprake van menselijk gezag in de Bijbel en van Goddelijk gezag. Het laatste is de alles beheersende norm. Het menselijk gezag is toegankelijk voor onderzoek en beoordeling.
De resultaten van de wetenschap moeten we serieus nemen. De wetenschap moet recht doen aan de werkelijkheid als schepping van God.
Onze wereldbeschouwing of levensovertuiging wordt gevormd door de antwoorden op fundamentele vragen. Geloof gaat daarbij boven onze ervaringen uit.
De kennishorizon waarbinnen de Bijbel spreekt is geen uitgangspunt voor alle tijden.
We moeten daarom beseffen dat we de maatstaven om te bepalen of iets waar is zelf moeten ontdekken.
Bij het beoordelen van de resultaten van wetenschap moeten we de naar haar aard door de wetenschap geldende normen de maatstaf vormen.
Opm.: dit gaat erg lijken op een kringredenering. De wetenschap (welke?) stelt haar normen en beoordeeld aan de hand daarvan ........ Zou Gods Woord dan nog zeggenschap hebben over ...............
Want als dat oordeel positief uitvalt behoren de resultaten legitiem en zelf normatief  tot de kennishorizon van onze tijd.
Gelukkig breekt de heilige Geest nog wel onze horizon open. Dus we kunnen verder; de toekomst tegemoet. De grote vraag: welke toekomst??

Hoofdstuk 2: Gen. 1

In dit hoofdstuk bespreekt de schrijver Gen. 1.
Ik licht hier 5 punten uit:
1. De wereld werd geschapen door het Woord dat God was en zelf god.
    (waarom toch die kleine letter?)
2. Het gaat niet om een ver verleden en hoe in het begin alles is gebeurd.
    Het gaat om ons bestaan nu!  Hoe we bedoeld zijn als mens.
    (opm.: God vertelt ons nooit hoe Hij iets doet. Zelfs niet hoe Hij mij of
    u (jou) heeft doen ontstaan)
3. De Bijbel wil antwoord geven op fundamentele  vragen. 
    Over God die schept, oordeelt en verlost.
4. Gen. 1:2 schetst de situatie van volstrekte onleefbaarheid. 
    (opm.: dit lijkt me een nogal onzinnige bewering. Al het water is
    een perfect geschikt leefmilieu voor bijna alle dier- en 
    plantengroepen.
    Op de eerste 3 dagen wordt het woeste van de chaos overwonnen.
    In het OT wordt 'leven' meestal in verband gebracht met dieren en mensen.
    (vraag: een merkwaardige stelling die naar het gestelde doel moet leiden?)
5. De schrijver wijst bij de uitleg en toepassing van Gen 1:29 op op vertalingen
    'planten', 'groene planten' of 'groene kruid' in vergelijking met Gen. 9:3.
    (opm.: een beetje ver gezocht omdat het in Gen. 1 in eerste instantie gaat
    om het verschil in voeding tussen mens (het zaaddragend gewas en
    zaaddragende vruchten; dus hoogwaardig voedsel) en dier 
    (de groene planten). 
    (opm.: dat vele diersoorten zoals 1-celligen, sponzen, koralen, kreeften,
    insecten, spinnen, (inkt)vissen, (roof)vogels en roofdieren alleen maar 
    planten zouden hebben gegeten in het paradijs is een andere kwestie; 
    zelfs koeien en paarden etc. nemen bij het gras eten vele kleine 
    dieren terloops mee).
6. De nacht en de zee zijn overblijfselen van de chaos. De zee breekt soms 
    los van de ketting maar wordt dan door God in z'n hok terug gejaagd.
    Zie daarvoor Openb. 13 en Dan. 7: de wereldrijken vanuit de zee.
    De zee staat als macht tgo. God. Pas als het droge zichtbaar wordt kan 
    er van goed worden gesproken.
    Duisternis staat in verband met kwaad, dreiging en oordeel. 
    Die worden niet opgeheven door de schepping. Er blijft een rand van 
    dreiging. Gen. 1 biedt ruimte voor het kwaad als kwaad.
    (opm.: al met al een nogal dwaze opvatting. De nacht is goed en 
    noodzakelijk voor de rustperiode van mensen en dieren. 
    Zelfs voor groene planten is een donkerperiode noodzakelijk voor het
    fotosyntheseproces; de 'donker-reactie'.  Het is waar: Gods eerste
    schepping was tijdelijk; ook het leven van Adam en Eva; dus niet 
    volmaakt. Zie 1 Cor. 15: 42-50).

Hoofstuk 3: Gen. 1 en 2.

Gen. 1 en 2 geven geen andere volgorde van de schepping. Het zijn accentverschillen die elkaar aanvullen. Het gaat oom het beleven van de werkelijkheid. Het is een misverstand als we het verhaal lezen als over 2 mensen: Adam en Eva. Dit blijkt wel als Kain tegen God zegt: ieder die mij tegen komt zal mij doden. Dus: er waren al veel meer mensen op aarde. (een overdadige conclusie m.i.). 
In Gen. 3:20 heet Eva de 'moeder van alle levenden'. In Jezus Sirach staat: 'moeder van alles wat leeft'.
Maar Adam wordt wel als persoonsnaam gehanteerd in de geslachtsregisters van Gen. 5, Gen. 10, 
1 Kron. 1, Lukas 3 (de zoon van God) en in Henoch.
De Here Jezus noemt Adam en zijn vrouw in Math. 19: 4 en 5.
Zie ook Hand. 17:26; Rom. 5; 1 Cor. 15; 2 Kor. 11;  1 Tim. 2.
In Hand. 17 is wellicht bedoeld 1 bloed, 1 volk als vertaling van het woord 'ethnos'.
Maar, vraagt de schrijver: had het gebruik van de namen Adam en Eva misschien ook te maken met de kennishorizon van het NT.?
Ook Jezus was een kind van zijn tijd wat zijn kennis betreft......... 
(dit zinnetje raakt aan oude theologische discussies over de verhouding tussen de personen God en mens binnen de ene persoon Jezus Christus waarvan het concilie vaststelde: ongedeeld en ongescheiden........).
Gelukkig stelt Henk Geertsema ook vast: Het scheppende handelen van God blijft ten diepste een geheim, een mysterie dat wij niet kunnen bevatten.
Maar wel al te vlot is de conclusie: er behoeft geen spanning te bestaan tussen het spreken in Gen. 1 over de schepping door God en het ontstaan zoals de evolutietheorie daarover spreekt.
Dit in relatie met Job 10:10 en 11 waar het gaat over het ontstaan van Job in de baarmoeder (vgl. Ps. 139). 
(opm.: dit is een te haastige conclusie omdat de wijze van ontstaan van een embryo bij mens en dier natuurwetenschappelijk te onderzoeken is. Bij mensen ook dankzij de nieuwste technische hulpmiddelen. Dit geldt niet voor het ontstaan van levende organismen in een ver verleden. Evenmin voor Gods bestuur van actuele gebeurtenissen. Alleen die gebeurtenissen zelf kunnen wij onderzoeken omdat ze in het "heden" plaats vinden. Denk b.v. aan weersvoorspellingen etc.).

Hoofdstuk 4: Gen. 2 en 3.

Job 31:33 en 34 (Als ik als Adam ooit mijn overtredingen bedekt heb ...........) is nauwelijks een bewijs voor de overtreding van Adam zoals verteld wordt in Gen. 3. De NBV vertaalt: Heb ik als anderen mijn overtreding verhuld.
In Gen. 3 wordt niet expliciet gezegd dat de mens en zijn vrouw voor de overtreding (het eten van de verboden vrucht) zonder zonde waren. De vraag is: biedt Gen. 3 een precieze beschrijving van wat er gebeurd is? Moet het eten van de 'boom der kennis van goed en kwaad' letterlijk worden opgevat?
Van een 'levensboom' wordt gesproken in Spr. 3:13 en 18; in Spr. 11:30 en in Spr. 13:12.
Het heeft in die teksten te maken met leven dat tot ontplooiing komt. Het gaat om meer dan: niet sterven. De levensboom betekent dat pijn en verdriet (ook in het "paradijs" (als dat heeft bestaan))  kunnen worden overwonnen. Misschien kan de mens eveneens aan de dood ontkomen.
Als de mens eet van de verboden vrucht vergeet hij dat hij schepsel is. Wil hij zelf bepalen wat goed en kwaad is. Dat loopt dat uit op een desillusie.
Wijst de aanlokkelijkheid van de vrucht niet eerder op een beeld dan naar een letterlijk verslag?
Als Adam en Eva van de boom gegeten hebben volgt geen doodstraf maar: moeitevolle arbeid en met moeite kinderen baren. En een heersende man over een vrouw die hem ondanks dat begeert.
En de mens roept de naam van zijn vrouw vreugdevol 'Eva'(leven)! Want zij is geworden 'moeder van al wat leeft'.
Zie ook Ps. 139:15: geweven in de schoot van de aarde.
De mens wordt verleid door de slang. Het kwaad is dus al op een bepaalde manier in de schepping aanwezig. Deze motieven zijn ontleend aan de wereld buiten Israël en niet andersom. De wereld van die mythen krijgt wel een heel andere betekenis en verkondigen een andere boodschap. Ze worden geherinterpreteerd in het licht van de kennis van JHWH en de historische kennis zoals die in die tijd aanwezig was.

Opm.:
1. De mens wellicht niet zonder zonde? Dan is het wel hoogst merkwaardig dat de doodstraf volgt op de eerst en enigst genoemde zonde. 
2. Waarom zou de aanlokkelijkheid van de vrucht eerder wijzen op een beeld dan op een letterlijk verslag? 
3. Een symbolische betekenis van 'levensboom' in een wijsheidsboek als Spreuken zegt niets over de werkelijkheid daarvan in een werkelijk bestaand paradijs. En al helemaal niets over 'de boom van kennis van goed en kwaad'.
4. De doodstraf gaat wel degelijk in op de dag van ongehoorzaamheid. Omdat God dat gezegd heeft. Alleen de lichamelijke dood krijgt uitstel door Gods eerste blijk van genade door de belofte van 'zaad dat de kop van de slang zal vermorzelen'. De geestelijke dood blijkt uit de vlucht van God weg en de schaamte voor elkaar met de daarbij aansluitende wederzijdse verwijten. De doodstraf zoals die wordt uitgesproken door God in Gen. 3:19 ('stof  ben je en tot stof  en tot stof keer je terug') wordt helemaal weg gelaten.

Hoofdstuk 5: Gen. 2-11.

Is de zondvloed wellicht een terugkeer naar de staat van chaos van Gen.1?
Uit de geschiedenis van Kain en Abel blijkt dat God aandacht heeft voor wie zwak is en kwetsbaar.
Dat is een kenmerk van God het hele OT door.
De torenbouw van Babel is een commentaar op de pretenties van de ziggoerats in Babel die tot in de hemel willen reiken. Het resultaat daarvan is: verwarring.
Bedenk hierbij dat Gen. is geschreven tijdens de ballingschap of daarna. Dus is het geen precieze geschiedschrijving.
Gen. 6 levert een heel bijzonder stukje geschiedschrijving over 'zonen van God' die zich vermengen met 'dochters van de mensen'. Waren de 'zonen van God' hemelwezens? Daarover is al veel getheologiseerd.
Het gaat in Gen. 3-6 in ieder geval niet om concrete gebeurtenissen maar om het contrast met het idee van vooruitgang. Het  gaat niet om historische details maar om theologische betekenis.
De zondvloed: een totale wereldomspannende vloed is niet mogelijk. Die gedachte behoort tot de kennishorizon van toen. Dat geldt evengoed voor Petrus als hij 2 Petr. 2 schrijft.

Opm.:
1. Terugkeer naar de staat van chaos en hantering van het begrip 'kennishorizon' behoeven geen commentaar meer.
2. In de hele Bijbel is er veelvuldig sprake van theologische betekenis op basis van historische feiten. Als je een historisch feit, vermeld in de Bijbel, wilt weg poetsen moet je met erg goede argumenten komen.
3. Een wereldomspannende vloed is heel goed mogelijk als je uitgaat van een aarde zoals wel wordt verondersteld door geologen ten tijde van Carboon of Trias. Lage gebergten of/en heuvels gelegen op min of meer aaneengesloten continenten zonder noord- en zuidpool met enorme ijsgebieden. Een aarde waar je omheen kon varen. En dat deden mensen zeer waarschijnlijk ook. Dus de gedachte aan een platte aarde, drijvend op het water,  was zo gek nog niet! Over kennishorizon gesproken!

Hoofdstuk 6: het NT.

In Rom. 5:12 schrijft Paulus dat door één mens de zonde in de wereld gekomen is en door de zonde de dood voor alle mensen. En in vers 17 dat allen die de genade en de vrijspraak ontvangen hebben zullen heersen in het eeuwige leven.
De NBV vertaalt vers 12: want ieder mens heeft gezondigd i.p.v. de HSV die vertaalt: in wie allen gezondigd hebben.
De traditionele opvatting van de erfzonde is gebaseerd op het 'in wie' van de HSV. Met de NBV vervalt het beslissende argument  voor de leer over de erfzonde. 
Bij Adam ging het om de heerlijkheid van God die zichtbaar zal worden bij de nieuwe schepping.
Een andere vraag is: was Adam een beeld of een voorafbeelding van Hem die komen zou of 'van wat komt'? Het Grieks voor 'komen' kan vertaald worden in 'zullen'. Het wijst dan op een toekomst i.p.v. een verleden. Het gaat Paulus om de tegenstelling tussen Adam en Christus. Adam schiet tekort als God iets nieuws met hem wil beginnen.  Het gaat niet om de personen Adam en Christus maar om wat ze gedaan hebben en de gevolgen daarvan voor henzelf en voor anderen.
Adam staat model voor alle mensen.
In Christus delen allen door geloof.
In 1 Kor. 15 blijkt de dood een probleem vanwege de zonde. Op zichzelf hoort de dood bij het leven zoals Adam dat heeft gekregen.
Geertsema blijkt wel besef te hebben van het verschil tussen lichamelijke en geestelijke dood.
Geestelijke dood blijkt tijdens het leven nu !
Want: leven in zonde is geen leven.
In 1 Kor. 11:7-9 gaat Paulus uit van de letterlijke schepping van de vrouw uit de man. Dit geeft blijk van een sterk patriarchale cultuur. Daarom is deze tekst niet bruikbaar als argument tegen acceptatie van de evolutietheorie.
1 Tm. 2 is sterk bepaald door de situatie in de gemeente. Vrouwen en vooral jonge vrouwen bleken erg kwetsbaar voor verkeerde opvattingen.
Als het gaat over 1 Kor. 11:8  (want de man is niet uit de vrouw voortgekomen maar de vrouw uit de man) moeten we de bedoeling van Paulus tot zijn recht laten komen, terwijl we hem niet volgen in zijn opvattingen van Gen. 3.
In Joh. 8:44 verwijst Jezus naar de duivel, de mensenmoorder van de beginne. Maar de slang in het paradijs was een gewone slang, geen god.

Opm.:
1. Ook al zou Paulus in een sterk patriarchale cultuur geleefd hebben dan noch is het zeer merkwaardig dat hij dat afleidt uit de schepping van de vrouw uit de man. Diverse heidenvolken hadden daar andere verhalen over! In elk geval de Grieken.
2. Waarom zouden vrouwen meer kwetsbaar zijn voor verkeerde opvattingen?? 
3. De slang in Gen. 3 een gewone slang. Lees dan dit hoofdstuk nog eens nauwkeurig! Vooral hoe de slang aangesproken wordt door God.

Hoofdstuk 7: de traditie van de kerk.

Een zeer bijzondere tekst in Mal. 1 luidt als volgt:
Vanwaar de zon opgaat tot waar ze ondergaat staat mijn naam bij alle volken in aanzien, overal brengt men mij reukoffers en reine offergaven. Mijn naam staat bij alle volken in aanzien, zegt de HEER van de hemelse machten.
In het verlengde van deze tekst volgen vele waardevolle opmerkingen over het leven van Joden en andere volken als het gaat over slecht zijn of over God welgevallig zijn en over schuldig of onschuldig zijn. We moeten steeds rekening houden met het verschil tussen het Joodse volk (dat in verbondenheid leeft met God) en de overige volken (die de roeping en dienst aan God niet kennen).
De keuze voor wat niet goed is moet een begin hebben gehad. Anders wordt het moeilijk om vast te houden aan de bijbelse boodschap dat het kwaad niet zondermeer bij de mens hoort maar het gevolg is van een keuze waarvoor de mens verantwoordelijk is.
Op een bepaald moment begint God met iets nieuws. En in Adam en Eva met heel de mensheid. Dit idee is niet in strijd met de evolutietheorie.
In Gen. 1 gaat het om de hoge positie van de mens.
In Gen. 2 gaat het om de sterfelijkheid en de kwetsbaarheid van de mens.
De zonde met zijn gevolgen is het nieuwe; niet de aard van de mens als zodanig. 
De zonde van de eerste mensen is verbonden met de volken buiten Israël aan wie God zich niet persoonlijk bekend gemaakt heeft. 
We kunnen niet weten of begrijpen hoe en wanneer het besef van goed en kwaad zijn ontstaan in de mensen. 
Wel weten we dat enig besef van goed en kwaad een voorwaarde is voor het kunnen spreken van een menselijke samenleving.
Archeologische vondsten kunnen daarop wijzen maar niet op het hoe en wanneer en hoe dat besef is ontstaan. Het schrift bestond nog niet. En van een mondelinge overlevering weten we niet. In Gen. 2 en 3 gaat het eerder om een commentaar op mythische verhalen dan om een oorspronkelijke overlevering.
Dit maakt het ook onwaarschijnlijk dat Gen. 2 en 3 rechtstreeks terug gaan op een openbaring door God.
Pas bij de roeping van Abraham begint God echt met iets nieuws.
We kunnen blijven spreken van een historische zondeval. Want er is een begin geweest van zonde als kwaad, waarvoor de mens verantwoordelijk is. Alleen niet als breuk in de relatie met God. Dat laatste gold alleen voor Israël als dit volk het verbond met God verbrak.
Eigenlijk verandert er niet veel aan het Christelijk geloof als we Gen. 3 anders lezen. We moeten denken aan zonde zoals bij andere volken. We kunnen blijven spreken van schepping, zondeval en verlossing (het (vroegere) adagium van de Wijsbegeerte der Wetsidee)Het is echter misschien beter om te spreken van schepping, overwinning van het kwaad en nieuwe schepping.

In hoofdstuk 7 bespreekt Henk Geertsema uitvoerig de betekenis van de sabbat. Voor de Joden in het OT herdenking  van de zevende dag na de zes scheppingsdagen en van de uittocht uit Egypte.
Voor Christenen de viering van de opstanding van de Here Jezus op Paasmorgen. De conclusie van de schrijver is dat wij zelf de vrijheid hebben om vorm te geven aan de tijd van werken en rusten en vieren. Belangrijk is de orde van werken en rusten en vieren als zodanig. Er is niets op tegen om hierbij een aparte plaats te geven aan de zondag.

Opm.:
1. Het lijkt me heel goed om dieper na te denken over het verschil in plaats van Gods Heilsgeschiedenis
tussen Israël en de andere volken. Daar zijn Christenen nog lang niet uit en gaan de wegen vaak uiteen.
2. Het is wel in strijd met de evolutietheorie als we uitgaan van goed geschapen mensen die niet leven als aapachtige dieren die vechten voor een rangorde, ruziën om voedsel, vele vrouwtjes bestijgen en vaak op gruwelijke wijze hun territorium verdedigen. Dit laatste vooral door de chimpansees.
3. Uitgaande van de evolutie vanuit aapachtigen is de zonde met zijn gevolgen daarom niet nieuw. Op grond van de Bijbel gaat het juist wel om de aard van de mensen. Om hun geneigd zijn tot alle vormen van kwaad i.t.t. het vol vreugde eren en leven voor God gedurende heel hun leven.
4. Een intussen vrij oude gedachte: met de roeping van Abraham begint er echt iets nieuws. Wordt de bijbelse geschiedschrijving vanaf die gebeurtenis betrouwbaarder, levensechter? Ik geloof daar niets van. Christenen van allerlei richting en overtuiging passen hun wetenschappelijk-kritische overtuigingen toe op steeds meer Bijbelgedeelten.  Zowel als het gaat om OT als NT.
Alsook op de in de loop van de KG vastgestelde belijdenissen van de waarheid van Gods Woordopenbaring.

Afsluitende conclusies:

1. Volgens Henk Geertsema bieden Bijbel en wetenschap betrouwbare kennis.
Hij legt echter onvoldoende uit wat geloof betekent in relatie tot kennis.
Geloofskennis wordt gewerkt door de heilige Geest. Dat draait om de vaste overtuiging dat Jezus Christus de Zoon van God is en daarom ook zelf God is. Jezus kan niet uitgegaan zijn van God de Vader en dan zelf niet-God zijn. Volgens Gen. 1 en Joh. 1 heeft de Vader door het WOORD alles geschapen. Daarom is voluit geloven dat de eerste hoofdstukken van Gen. Gods Woordopenbaring zijn even fundamenteel voor het Christelijke geloof als de Openbaring van de wonderlijke maagdelijke geboorte door de heilige Geest en al het werk en optreden van de Here Jezus ons bekend gemaakt door de Geest via gelovige mensen; de apostelen en anderen. Buiten de Bijbel om weten we niets over Hem!
Wetenschappelijke kennis ontstaat door onderzoek van natuur, geschiedenis, rechtspraak, sociaal samenleven en bovenal taal. Zonder taal geen menselijk leven of wetenschap. Zonder gezonde taalfilosofie, vanaf Adam en Eva die spraken met God en met elkaar, is elke wetenschap zin- en doelloos. 
De natuurwetenschap berust helemaal op waarneming, weergegeven in taal en daarop aansluitend onderzoek. Onderzoek dat uitgaat van hypothesen die grotendeels uitgaan van intuïtieve kennis en daarop volgende experimenten. Experimenten die herhaalbaar moeten zijn overal op aarde en in de ruimte. Experimenten die aanleiding geven tot conclusies die moeten harmoniëren met alles wat al eerder ontdekt en vastgesteld is. Natuurwetenschappelijke kennis kan daarom uitsluitend gaan over gebeurtenissen en processen die nu en in een kenbaar verleden plaats vinden. Een kenbaar verleden betekent dat die kennis schriftelijk (tegenwoordig ook met foto, film, computer e.d.) moet zijn vastgelegd. Of vastgelegd in aardlagen, aardkorststructuren, gesteente-elementen en fossielen. Het ontstaan  van het universum (het heelal), het zonnestelsel, de aardbol en al haar levende organismen valt daar buiten.
Het ontstaan van alles van wat nu op aarde en in het heelal waarneembaar aanwezig is is van geheel andere orde dan het voortbestaan. Wat dat betreft is het gangbare spreken va een voortgaande schepping een ideologisch wanbegrip. Zelf ben ik van mening dat dit begrip alleen toepasbaar is op de verwekking van een mensenkind. Want God bepaalt welk mens er in een bepaalde tijd op aarde zal leven en sterven. Omdat alleen Hij kan weten en besturen welke van de miljoenen zaadcellen binnen een heel klein tijdsmoment juist die ene eicel zal bevruchten.
Dit maakt het spreken van de schrijver over het hoe van Gods werken tot een illusie.
De natuurwetenschap kan niets meer dan de resultaten van Gods besturende werk door Zoon en Geest waarnemen en in logische wetmatigheden vatten.
De geologie valt eveneens deels buiten de natuurwetenschap. De rest is geschiedenis. Alleen wat ze meent te weten over uitgestorven organismen (fossielen) valt onder natuurwetenschap. Als ze graag wil weten hoe en in welke volgorde en tijden die organismen zijn ontstaan is ze afhankelijk van biologisch onderzoek (voortplanting, erfelijkheid, groei en ontwikkeling, ecologie en variaties in leefwijze en gedrag).
Op grond van dat alles zijn conclusies mogelijk omtrent leefgebieden, omstandigheden van fossilisatie en samenleven met andere organismen. Binnen de voorlopig zeer beperkte kennis van onze aardbolgeschiedenis (ontstaan van aardlagen, overstromingen, gebergtevorming, vulkanisme, aardbevingen, continentverschuivingen, wisselingen aardmagnetisme, verschuiving van de polen, temperatuurwisselingen en meteorietinslagen) zijn allerhande veronderstellingen mogelijk over het verloop van haar geschiedenis. Veronderstellingen die meestal blijven steken in fantasiebeelden van de vroegere werkelijkheid. En daarom steeds weer worden herzien. 
Goede voorbeelden daarvan bieden de opvattingen van Stef Heerema over het ontstaan van enorme zoutlagen en voorkomen van ijstijden. Als je de naam van Stef Heerema aangeeft op internet vind je de weergave van verschillende lezingen door hem. Zonder hem te willen volgen in zijn "zondvloedgeologie", bijzonder de moeite waard.
De evolutietheorie kan niet anders zijn dan een fantastisch product van natuurwetenschappers. Natuurwetenschappers die buiten hun boekje gaan van echt onderzoek doen. De evolutietheorie als biologische verklaring  voor het ontstaan van alle soorten levende wezens schiet volledig tekort. Ze zou dan de grenzen van erfelijke modificatie van elke soort experimenteel moeten vaststellen. Dat die variatiebreedte groot kan zijn bewijst de menselijke soort met haar grote verschillen in lichaamsbouw en huidskleur. Bij vele soorten organismen is vrij veel bekend t.a.v. variatiebreedte zoals bij honden, katten, duiven, koeien, paarden, vissen, insecten, grassen, aardappelen, appels enz. enz. Darwin wist hier al erg veel van.

Geertsema werkt van meet af aan naar een bepaald doel. Daarbij hanteert hij o.a.de volgende stappen:
1. Gen. 1:2 vertaalt hij als volgt: de aarde was nog woest en doods, en duisternis lag over de vloed en een hevige wind joeg het water op.
Dit i.t.t. de NBV en verreweg de meeste vertalingen: De aarde was nog .......... , maar Gods geest zweefde over het water. (Waarom 'Geest' hier door de NBV met een kleine letter wordt geschreven is een merkwaardige keuze die door het hele OT heen volgehouden wordt. Hopelijk is ze in de nieuwe uitgave van die vertaling hersteld). 
De vertaling die Geertsema levert is een wettige maar heeft als doel vele vervolgconclusies.
2. De eerstvolgende stap is de bewering dat de situatie van de aarde zoals beschreven in Gen. 1:2 een volstrekt onleefbare was. Het mag nog zo hard stormen, alle zeeleven gaat vrolijk voort!
3. Gedurende de eerste drie scheppingsdagen wordt de chaos overwonnen. Dat op de derde dag het jonge groen, zaaddragend gewas en vruchtbomen uit de aarde opschoten mag geen naam hebben want planten behoren volgens de schrijver in de Bijbel doorgaans niet tot de levende wezens.
4. Adam en Eva zijn geen persoonsnamen. Ze vertegenwoordigen samen de mensheid. Dit ondanks blijken van het tegendeel in vele Schriftplaatsen.
Bedenk vooral dat Adam en Eva met elkaar en met God praten. God spreekt hen heel persoonlijk toe. Net als later Kain. 
5. De uitroep: 'Eva' kan ook betekenen: 'moeder van al wat leeft'. Hiervoor wordt Jezus Sirach te hulp geroepen als hij het heeft over 'moeder aarde' waaruit al wat leeft voortkomt (Sirach 40:1). Ps. 139:15 lijkt dit te bevestigen (kunstig geweven in de schoot van de aarde; NBV). Een dichterlijke weergave van het 'ontstaan in de moederschoot' is niet te vergelijken met de schepping van Manninne uit een rib van Adam tijdens een diepe slaap. Moeder aarde is veelal een heidense oppergodin.
6. De toepassing en de uitvoering van de doodstraf (stof ben je en tot stof zal je terug keren) worden door Henk Geertsema helemaal weg gelaten. De dood hoort nu eenmaal bij het leven.
7. De 'boom van kennis van goed en kwaad' is niet letterlijk te nemen want de 'boom des levens' was ook symbolisch bedoeld. Bewijs volgt vanuit het Spreukenboek!
8. De slang was een gewone slang. Bleek dit uit het feit dat hij kon praten??
Weldenkende mensen (dat waren de mythologische figuren "Adam" en "Eva" toch! Ze waren immers verantwoordelijk voor hun verkeerde keuze) gaan niet met een dier in gesprek.
9. De andere, nieuwe manier van Bijbellezen en Schriftinterpretatie zal geen halt houden bij de door Geertsema besproken teksten. De wonderlijke gebeurtenissen tijdens de aartsvaders, de uittocht uit Egypte, de doortocht door de woestijn, de intocht in het land Kanaän en de geschiedenissen tijdens richters, koningen en profeten van Israël, allemaal zullen ze doorgaan onder het scheermes van onze kijk op de Bijbel. Al het geopenbaarde zal zich moeten verantwoorden voor ons wetenschappelijk wereldbeeld.
10. Tenslotte volgt als vanzelf de herinterpretatie van Jezus' optreden en onderwijs (samen met dat van de apostelen). Met als eindpunt dat het komende oordeel van Hem over alle mensen en alle volken zal plaats maken voor alleen het goede (zoals wij dat beoordelen) wat Hij wilde, deed en doen zal. Dit proces is in de westerse wereld onder Christenen al lang in volle gang.

Geertsema belijdt: Gods maatstaven zijn absoluut.
                               Gods gezag kunnen we niet beoordelen.
                               Gods gezag in de bijbel is de alles beheersende norm
Daarom is kinderlijke gehoorzaamheid en liefde t.o.v. Hem geboden.
Maar Bijbelschrijvers zijn beperkt in ethisch en geloofsinzicht. Ze schrijven vanuit hun beperkte kennishorizon, evenals wij.
Wie is nu in staat om beide lijnen te ontwarren?
Kunnen theologen bepalen wat 'goddelijk' en wat 'menselijk' is?
Kunnen filosofen bepalen wat 'goddelijk' en wat 'menselijk' is?
Kunnen gewone gelovigen bepalen wat 'goddelijk' en wat 'menselijk' is?

Of zouden alle mensen, elke morgen, zich eerst moeten laten voeden met een onderdeel van de Schrift. In liefdevol vertrouwen op Gods openbaring. Zonder wetenschappelijk inzicht of opstandige neiging tot eigen vooroordelen. Door Gods Geest geleid gaan lezen 'wat er staat' in historische, dichterlijke, profetische, symbolische of eschatologische boeken.  

Alleen zo ontstaat er eenheid in geloof tussen Christenen.

Reacties